donderdag 21 juli 2011

Traditie en legende: Luther en Maria

Naar aanleiding van een uitgebreide discussie, met twee katholieke vrienden, over het eeuwig maagd zijn van Maria, wil ik laten zien hoe ik over traditie en legendevorming denk. 


Reformatorische legendevorming

In mijn jeugd, op de reformatorische basisschool in Nunspeet, werden niet alleen de gewone christelijke feesten gevierd. In de week van 31 oktober werd ook de kerkhervorming (1517) gevierd. We zongen dan niet alleen het Lutherlied, maar we hoorden ook het levensverhaal van Luther.

Ons werd verteld dat Luther al heel jong op zoek was naar God. Toen hij op een dag in een onweer verzeild raakte legde hij in al zijn angst de gelofte af: “heilige Anna, ik zal monnik worden”. Zo ging hij het klooster in.
In het klooster leefde hij in de voortdurende aanvechting of hij wel genoeg goede werken deed om gered te worden. Gelukkig was daar ergens in het klooster nog een oude Bijbel, in de bibliotheek. Die Bijbel lag aan de ketting. Heel zijn leven had Luther nog geen Bijbel in handen gehad, en nu hij hem begon te lezen kon hij niet meer ophouden. Al gauw ontdekte Luther dat de kerk het mis had. Je wordt niet gered vanwege je goede werken, maar vanwege je geloof.

Luther slaat de 95 stellingen aan
Vanaf dat moment was alles anders. Het licht, dat 1000 jaar niet had geschenen, ging weer aan. Op 31 oktober 1517 sloeg Luther met een grote hamer en even grote spijkers de beroemde 95 stellingen tegen de aflaat op de slotkapel te Wittenberg. 
Iets wat nog nooit eerder gedaan was. Een aanklacht tegen de Katholieke kerk. En zie daar, de reformatie was geboren.

Legendarische elementen

Nu heeft dit verhaal zeker een historische kern, maar in de loop der eeuwen is het verhaal wel mooier geworden dan het was.

Zo werd er ons niet bij verteld dat Luther al jaren voor de reformatie begon hoogleraar Nieuwe Testament was, colleges over de Psalmen en Romeinen hield, en dus wel degelijk de Bijbel las. En dat de Bijbel enkel aan de ketting lag vanwege de kans op diefstal van zo’n kostbaar oud boek, niet om het boek dicht te houden. Er werd ook niet bij verteld dat er ook in de Middeleeuwen al diverse bijbelvertalingen in de volkstaal waren. 

Ons werd ook niet verteld dat het vrij gewoon was om voorafgaand aan een belangrijk dispuut een aantal stellingen over het thema te publiceren. Er werd al helemaal niet verteld dat Luther al op 25 september 1516, 97 stellingen over de genade publiceerde.

Geconstrueerd verhaal

Het verhaal dat we te horen kregen was een geconstrueerd verhaal rondom  3 hoogtepunten (met alle drie wel degelijk een historische kern).

Bijgeloof: Luther riep de heilige Anna aan tijdens het onweer. De suggestie die hier vanuit gaat is: zie je wel hoe donker de middeleeuwen waren?  

Bijbelgebruik: De Bijbel lag aan de ketting. Een prachtig beeld voor de donkere middeleeuwen, waarin Gods Woord aan banden gelegd was door de Katholieke Kerk.

Stoerheid: Luther die met machtige hamerslagen een papier op de kapel slaat. Symbool voor de kracht en onverschrokkenheid van de reformatie.

We zien hier een zekere legendevorming rond de persoon van Luther, die zeer zeker opkomt uit dankbaarheid voor wat God ons in Luther heeft gegeven. Maar die juist door de kritiekloze verering van de persoon Luther een vertekend beeld van de geschiedenis geeft. Benaderen we Luther via de gereformeerde (en Lutherse) traditie, dan zien we op onderdelen een andere Luther dan de werkelijk historische Luther.

Luther en zijn legendarische
vriend in het onweer
In de 19e eeuw zijn er zelfs serieuzere legenden rondom Luther, zoals het verhaal dat tijdens het beroemde onweer een vriend van hem door de bliksem gedood zou zijn.

Hoe werkt legendevorming?

Bovenstaand heb ik laten zien hoe ik kritisch omga met mijn eigen traditie. In een tijd van een paar honderd jaar is het verhaal van Luther mooier gemaakt dan het is. Ondanks de boekdrukkunst die ons vanaf het begin in staat stelde om terug te grijpen op wat werkelijk gebeurd is, is het verhaal over Luther behoorlijk opgeleukt.

Via projectie, polemiek en hagiografie kunnen er allerlei elementen aan een verhaal aanslibben en andere elementen worden weggelaten. Dit alles niet doelbewust, maar vanuit oprechte betrokkenheid op de persoon.


Legendevorming rond Maria

Sta me nu toe om dit ook toe te passen op legendevorming in de Katholieke traditie. Specifieker, het ontstaan van legenden rondom Maria. Ik beperk me nu tot de oude legende dat Maria altijd maagd is gebleven. De vroegste schriftelijke sporen van die legende vind ik bij Hieronymus. Maar de legende zelf moet ouder zijn (Hieronymus zelf noemt zelfs Ignatius al als iemand die dit geloofde). Hieronymus leefde rond het jaar 400, dus zo’n 4 eeuwen na de geboorte van Jezus.

Poolse nonnen
Deze Hieronymus was een belangrijk persoon in de monastieke beweging en hechtte groot belang aan ascese. Hij legde daarbij alle nadruk op de maagdelijkheid, de overwinning op je seksuele begeerten.

Als een kuise monnik of non het ideaalbeeld is, dan is goed te begrijpen dat deze Hieronymus het zich niet goed kon voorstellen dat de heilige Maria ooit seksuele gemeenschap gehad zou hebben. Het hoeft daarom niet te verbazen dat juist Hieronymus in de polemiek tegen Helvidius het ‘eeuwig maagd’ van Maria met kracht naar voren bracht.

Aangezien het ascetendom zich al vanaf de 2e eeuw ontwikkelde, kan ik me goed voorstellen dat de traditie dat Maria altijd maagd is gebleven een oeroude traditie is. Maar of het daarmee waar is? 

Laten we de Bijbel eindelijk eens losmaken van de ketting. ;-)  

Eerdere artikelen in deze discussie:

woensdag 20 juli 2011

Het evangelie volgens @MariamneBaruch

Mariamne
Gisteren schreef ik een blogpost genaamd: het evangelie volgens @instantypo. Die blog maakte nogal wat los, vooral in het twitterverkeer. Onder mijn volgers bevindt zich namelijk nog iemand die zich vanuit het evangelicalisme bekeerd heeft tot het katholicisme. Ze noemt zich @MariamneBaruch en is op Pinksteren 2010 katholiek gedoopt. Zie haar indrukwekkende blog waarin ze haar levensverhaal weergeeft. 

Deze @MariamneBaruch schreef zojuist een korte blog met de titel "toch een huwelijk maar niet geconsumeerd". Ze komt daar opnieuw met de opvatting dat de broers van Jezus uit Matteus 12:47 feitelijk de neven van Jezus zouden zijn. 

de familie van Jezus volgens @MariamneBaruch
Matteus 12:47 "En iemand zeide tot Hem: Zie, uw moeder en uw broeders staan buiten en trachten U te spreken te krijgen."




Nu, technisch gesproken kan adelfos (broer) inderdaad op de ruimere familiekring slaan. En ook binnen de gemeente noemt men elkaar 'broeder'. 

Het probleem is echter dat het Nieuwe Testament op alle andere plaatsen waar het om een familiebetrekking gaat adelfos in de betekenis van broer gebruikt. Verder kent het Nieuwe Testament ook een ander woord voor neef (anepsios) dat ondubbelzinnig is en alleen neef kan betekenen (Kol. 4:10). 

Ook is iedereen het er over eens dat in Matt. 12:47 met de moeder wel Maria wordt bedoeld en niet een tante van Jezus. Ook moeder kan in het Nieuwe Testament voor geloofsrelaties worden gebruikt (Rom. 16:13; 1 Tim. 5:2). Dus technisch gezien zou deze vrouw een ander dan Maria kunnen zijn.  

Stel, Mariamne, probeer het je even voor te stellen, dat Jezus wel degelijk broers gehad zou hebben, puur hypothetisch. Welk woord had er dan in Matt. 12:47 moeten staan? 

Volgens mij zou er dan adelfos hebben gestaan, omdat het Grieks geen ander woord voor broer kent. Of had er moeten staan: "de lijfelijke broers van Jezus, die uit dezelfde baarmoeder voortgekomen waren"? 

Nog een bijbelgedeelte: Matteus 13:55. Daar kijken de plaatsgenoten van Jezus met verbazing naar zijn eerste optreden in de synagoge. Dan zeggen ze: "Is dit niet de zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus en Jozef en Simon en Judas? En behoren zijn zusters niet allen bij ons?"

"Jezus is zo'n gewone jongen", zeggen ze tegen elkaar. "Hij is de eerste uit een gezin van 5 zonen en het aantal zusters noemen we maar even niet". Kortom, de mensen staan er verbaasd over dat iemand uit zo'n gewoon gezin zulke bijzondere dingen zegt. 

Nu volgt mijn evangelie volgens @MariamneBaruch

Mt 1:2  Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn neven,
Mt 1:11  Josia verwekte Jechonja en diens neven ten tijde van de Babylonische ballingschap.
Mt 4:18  Toen Hij nu langs de zee van Galilea ging, zag Hij twee neven, Simon, die Petrus genoemd wordt, en Andreas, diens neef, een net in zee werpen; want zij waren vissers.
een gezin van katholieke omvang
Mt 4:21  En vandaar verder gegaan zijnde, zag Hij nog twee neven, Jakobus, de zoon van Zebedeus, en Johannes, zijn neef, in het schip met hun vader Zebedeus, terwijl ze bezig waren hun netten in orde te brengen, en Hij riep hen.
Mt 10:2  En dit zijn de namen van de twaalf apostelen: vooreerst Simon, genaamd Petrus, en Andreas, zijn neef; en Jakobus, de zoon van Zebedeus, en Johannes, zijn neef;
Mt 10:21  Een neef zal zijn neef overleveren ten dode en een vader zijn kind, en kinderen zullen opstaan tegen hun ouders en hen ter dood brengen.
Mt 12:47  En iemand zeide tot Hem: Zie, uw moeder en uw neven staan buiten en trachten U te spreken te krijgen.

Voor een historisch overzicht van de discussie klik HIER

dinsdag 19 juli 2011

Is letterlijk hetzelfde als waar gebeurd?

Veel mensen die zeggen dat ze de Bijbel letterlijk nemen, bedoelen eigenlijk te zeggen dat alles wat zich in de Bijbel als historisch aandient, ook historisch is. ‘Ik lees het gewoon zo als het er staat’, is een veelgehoorde uitspraak. Op zichzelf een loffelijk streven, een streven dat laat zien dat men de Bijbel als Gods woord recht wil doen.

In veel gevallen lukt de gelijkschakeling van letterlijk en historisch behoorlijk goed. In de verdediging van de historiciteit van Genesis 1, bijvoorbeeld, is het prima te verdedigen dat de zes dagen echte dagen zijn en dat God de wereld dus in zes dagen geschapen heeft. Mijn logica komt daartegen niet in opstand en het is dus een goed te verdedigen opvatting.

Soms echter leidt het letterlijk lezen tot problemen voor de strikt historische opvatting. Bijvoorbeeld in Genesis 6, als het gaat om wie er in vers 2 worden bedoeld met de godenzonen.

De zonen van de goden zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden.

Wie zijn de godenzonen?

Als ik Genesis 6:2 gewoon letterlijk lees, dan lees ik over godenzonen die verliefd worden op mensendochters. Het gaat hier om twee soorten wezens die beide in dezelfde grammaticale constructie worden neergeschreven: Zonen van God (bnej-haelohim) en dochters van de mens (bat-haadam).  Dochters van de mens komen enkel in dit Bijbelgedeelte voor. Voor de zonen van God zijn er meer Bijbelgedeelten voorhanden.

In Job 38:7 gaat het om wezens die er al bij het begin van de schepping bij waren. Ik krijg de indruk dat het om een soort engelen gaat.

In Job 1:6 gaat het om wezens die zich voor God stellen, onder wie zich ook de Satan bevindt. De godenzonen in dit gedeelte lijken dus zowel de goede als de gevallen engelen te omvatten.

Als we het even tot de Bijbel beperken, gaat het in deze uitdrukking dus om een soort engelenraad die zich om de troon van God bevindt (Psalm 29:1; 89:7-8).

Lees ik Genesis 6:1-4 vervolgens letterlijk, dan zie ik hemelse mannelijke wezens (mogelijk engelen) die verliefd worden op menselijke vrouwen. Uit die huwelijken worden nefilim (reuzen) geboren (cf. Num. 13:33). Geweldig sterke mannen uit voorbije tijden. God ziet dat als hoogmoed en besluit de mensen te straffen. De mens zal voortaan niet ouder worden dan 120 jaar. 

Deze uitleg is heel lang gangbaar geweest. Bijvoorbeeld in de hervertelling van deze geschiedenis in het boek 1 Henoch (ca. 200 voor Christus). Maar ook vroege kerkvaders legden dit verhaal zo uit.

Het probleem als letterlijk historisch wordt

Deze letterlijke lezing wordt echter problematisch als je het ook echt als waar gebeurd wil zien. Engelen die gemeenschap hebben met vrouwen? Dat past niet in het beeld dat we van engelen hebben.

Daarom wordt in kringen die de Bijbel strikt historisch willen lezen deze tekst als volgt uitgelegd: de zonen van God zijn de kinderen van Seth, de gelovige lijn van de mensheid. De dochters van de mens zijn de kinderen van Kaïn, de ongelovige lijn van de mensheid.  Op een gegeven moment hebben die twee zich met elkaar vermengd zodat alle ware godsdienst van de aarde verdween.[1]

Maar deze exegese roept bij mij wel vragen naar boven.

  • Zou het echt zo zijn dat er uit de lijn van Seth enkel mannen en uit de lijn van Kaïn enkel vrouwen bij betrokken waren? Zo niet, waarom wordt dan niet in beide gevallen het woord 'ben' (zoon) gebruikt?
  • Waar komen volgens deze visie de reuzen vandaan? Gewoon uit mensenhuwelijken?
  • Maar het belangrijkste bezwaar is dat bnej-haelohim in het Oude Testament nergens voor mensen gebruikt wordt. Dat gebeurt pas in het Nieuwe Testament (Rom. 8). Het gaat overal in het OT om goddelijke wezens.

Conclusie

Bij deze ‘historische’ lezing moet er zo veel aan de tekst geknutseld worden dat niet meer te verdedigen is dat je gewoon leest zoals het er staat. Sterker nog: om de historiciteit vast te houden leest men niet-letterlijk.

Mijn eigen positie? Ik lees letterlijk, en dus in dit geval niet-historisch. 


[1] Zie o.a. de kanttekeningen op de StatenVertaling, Matthew Henry en de Korte Verklaring. 

Om de ware mensheid van Jezus


Het is ontzettend moeilijk te aanvaarden dat Jezus is geboren uit een gewone vrouw, niet bijzonder heilig of onbevlekt.

Volgens @instantypo waren zowel Luther als Calvijn geschokt door de gedachte dat Maria, na de geboorte van Jezus, nog meer kinderen gehad zou hebben. Toch sluit Calvijn de gedachte niet helemaal uit (zie Commentaar bij Matteus 1:25).

Waarom niet? Vanwege zijn Schriftprincipe. In de Bijbel staat slechts dat Jozef geen gemeenschap met haar had totdat zij haar zoon gebaard had. Meer wil Calvijn er dan ook niet over kwijt. Enerzijds wil hij niet breken met de traditie, anderzijds wil hij niet meer zeggen dan de Schrift zegt.

Herkomst van de geschoktheid

Waar zou de geschoktheid over de gedachte dat Maria meerdere kinderen gekregen zou hebben vandaan komen? 

1. Sinds Augustinus wordt de kerk geteisterd door een wantrouwen tegenover seks. Niet overal wordt de gedachte uitgesproken dat seks zondig is. Maar de suggestie is er vaak wel.
Dit is ook te zien in de blog van @instantypo: “Voor de katholiek, maar zelfs voor Luther en Calvijn, is het een heiligschennende gedachte te denken dat de man van Maria, de voedstervader van Jezus, de ongevoeligheid zou hebben gehad om deze verborgen tuin waarin Gods genade een plaats had bereid voor Zijn Zoon, te benaderen op een moment van seksuele vervoering.”

2. Teveel nadruk op de goddelijkheid van Jezus, op zo'n manier dat het ten koste van zijn mensheid gaat. Cyrillus, de tegenstander van Nestorius, die vond dat je Maria niet als Theotokos (godsbaarder) aan mocht duiden, legde alle nadruk op het feit dat Maria wel de moeder Gods was. Daarbij ging Cyrillus echter sterk  in de richting van de ontkenning van de ware mensheid van Jezus, door te stellen dat Hij de menselijke natuur om zich heen sloeg als een kleed. (bij mijn weten is Nestorius wel veroordeeld, maar Cyrillus niet)

Met name deze laatste lijn verontrust mij. De Bijbel, namelijk, trekt Jezus Christus, de Zoon van God ontzettend diep in het vlees. God heeft zijn zoon gestuurd in een vlees “aan dat der zonde gelijk” (Rom. 8:3).

Matteus 1 noemt als voormoeders van Christus: 1. Tamar, die via een incestueuze relatie met haar schoonvader een van de voorouders van Christus baarde. 2. Rachab, een hoer. 3. Ruth, een heidin. 4. Batseba, de vrouw van Uria, de Hethiet, ook een heidin.

Blijkbaar is het belangrijk dat Jezus voortkomt uit een zondig mensengeslacht. Omdat Hij op de plaats van zondaars ging staan.

Als Jezus niet uit een gewone baarmoeder komt, maar uit een verheven tabernakel, een nieuwe schepping Gods, dan is de vraag: hoe menselijk is Jezus eigenlijk?[1] Via een verheven baarmoeder wordt Jezus toch weer een soort supermens, een halfgod, in plaats van 100% God en 100% mens.

Betekenis van de geschoktheid

Het evangelie schokt telkens weer. In de tijd van Paulus schokte het verhaal van Jezus Christus en die gekruisigd zowel jood als heiden (1 Kor. 1:23). In later tijd schokt het verhaal van Gods Zoon, die mens wordt en voortkomt uit een gewone (hoewel zeer gelovige en respectabele) maagd blijkbaar zelfs christenen. Daar waar het evangelie gaat schuren komt de waarheid boven tafel.

@instantypo zegt: “Maar hoe kan het zuivere zaad neervallen in een onreine bodem? Hoe kan God zelf zich neerzetten op een bevlekte troon?”

Dat is nu genade.


[1] Ik stel niet dat de katholieke kerk de ware menswording ontkent, wel dat er een suggestie tot relativering vanuit gaat.

Het evangelie volgens @instantypo

Afgelopen zaterdag had ik het grote genoegen om @instantypo, alias Rob Allaert, in levenden lijve te ontmoeten. Een flamboyante Belg, vriendelijk, vrolijk en tegelijk meer dan een tikkeltje uitdagend. 

@instantypo
@instantypo heeft in zijn leven een wonderlijke bekering doorgemaakt vanuit het van elke traditie gespeende evangelicalisme, naar het door en door traditionele katholicisme. En dat laat hij duidelijk merken ook. Hij heeft een heuse blog die hij gebruikt om afvalligen te overtuigen van de waarheid van het katholicisme. En op die plaats laat hij het niet na zo prikkelend mogelijk zijn standpunt te formuleren.

Toen ik gisterochtend de onderstaande tweet zag, wist ik dat er die dag nog een blog zou volgen.

"Waarom Maria maagd bleef: Het was altijd ongeoorloofd een menselijk geslachtsdeel in het heilig tabernakel te plaatsen."

Mijn Sola Scriptura vragen heb ik direct maar even gesteld, zodat hij die alvast in zijn blogpost kon verwerken. Dat scheelt weer discussie. Dus stuurde ik de onderstaande tweet.

"@instantypo ben benieuwd (matteus 12:47; matteus 1:25)" 

Waarop @instantypo twitterde:

"@WimdeBruin1983 rustig! Ben aan het schrijven ;-)"

’s Avonds verscheen de volgende blog

Nu stond ik voor de keus: ga ik inhoudelijk reageren? Maar dat is lastig, omdat we op verschillende golflengte praten. @instantypo spreekt vanuit de traditie, die boven tegenspraak verheven is, terwijl ik juist meen dat er vanuit de bijbel altijd kritiek op de traditie moet kunnen zijn. Zelfs als de traditie eeuwenoud en eerbiedwaardig is.

Ik heb er voor gekozen om mij in te leven in zijn opvatting en vandaar het evangelie te herschrijven. Aldus leest u hier het evangelie volgens @instantypo.

Maria
Lukas 1:26-29
In de zesde maand nu werd de engel Gabriel van God gezonden naar een stad in Galilea, genaamd Nazaret, tot een maagd die ondertrouwd was met een man, genaamd Jozef, uit het huis van David, en de naam der maagd was Maria. En toen hij bij haar binnengekomen was zeide hij: Wees gegroet, gij begenadigde, gij onbevlekte reine tabernakel, geschapen om de eeuwige heilige God, te dragen, de Here is met u.
En Maria zeide: mijn heer, nu weet ik waarom ik al sinds mijn ontvangenis verlost ben, dit is de ure der verwachting, waarin mijn innerlijke tabernakel gevuld zal worden met het kind dat ik baren zal, de Zoon Gods.

Matteus 1:24-25
Toen Jozef, de voedstervader van Jezus, uit zijn slaap ontwaakt was, deed hij, zoals de engel des Heren hem bevolen had en hij nam zijn vrouw tot zich. En hij had geen gemeenschap met haar voordat zij een zoon gebaard had. Ook in de overige jaren zijns levens had hij geen gemeenschap met haar. Vanwege zijn grote heiligheid kon hij de bekoringen des vleses weerstaan en ontheiligde het heilig tabernakel, het lichaam zijns vrouws, niet. 

Rob en Isabel Allaert
Bewezen is dat legendevorming begint na 30 jaar vanaf de werkelijke gebeurtenissen. Matteus en Lukas zijn binnen 30 jaar na de hemelvaart van Jezus geschreven. De kerkelijke traditie heeft zich na die 30 jaar verder ontwikkeld. De mogelijkheid dat er vanaf het begin legendes in die traditie zijn geweest is daardoor niet uit te sluiten. Vandaar dat een protestant de traditie altijd vanuit de Schrift zal benaderen en niet andersom. Dat is wat @intstantypo wel doet. De Schrift wordt totaal door de bril der traditie gelezen. Dan zal de Schrift altijd zeggen wat de traditie vindt. 

Mogelijk dat ik later nog een inhoudelijker reactie schrijf. 

donderdag 14 juli 2011

Paulus tegen afschaffing van slavernij?


Lang heb ik gedacht dat Paulus niets heeft gedaan tegen slavernij. Hij had wel het op zichzelf al revolutionaire idee, dat slaaf en heer gelijk waren, maar in de praktijk deed hij daar niets mee. Geen poging om de slaven te bevrijden uit hun achtergestelde, onmenselijke, positie. Sterker nog: hij roept slaven op tot gehoorzaamheid aan hun aardse heer, in alles (Kol. 3:22).

Paulus lijkt zo onder de indruk van de naderende wederkomst van Jezus Christus, dat hij niets doet voor de concrete sociale positie van slaven (1 Kor. 7:21,29). Als ze de kans krijgen om vrij te worden moeten ze die zeker aangrijpen, maar zichzelf bevrijden mogen ze niet. Hij stuurt de weggelopen slaaf Onesimus zelfs terug naar zijn heer Filemon.

Het beeld lijkt niet al te voordelig uit te pakken voor Paulus. Zijn sterke verwachting van het koninkrijk van God in de toekomst lijkt hem te verlammen om ook maar iets aan het onrecht in deze wereld te doen.

Toch is er minimaal één tekst die wel degelijk laat zien dat Paulus wel degelijk praktische consequenties trok uit zijn opvatting dat alle mensen, ook slaven, gelijk zijn. Ik doel op Kolossenzen 4:1[1]. In de NBV staat daar:

Meesters, geef uw slaven waar ze recht op hebben en wat redelijk is.

Letterlijk vertaald staat er:

            Meesters, verschaf uw slaven het recht en de gelijkheid.

Recht verschaffen (dikaion parechein) kan in het Grieks betekenen: “het loon geven waar ze recht op hebben” (vgl. Matth. 20:4). Het gaat hier dus om recht in sociaal-maatschappelijke zin. Voor een dag werken mogen ook slaven een dagloon ontvangen.

Naast loon moeten heren hun slaven volgens Paulus ook gelijkheid verschaffen. Ook gelijkheid gebruikt Paulus hier in sociaal-maatschappelijke zin. Het gaat om gelijke rechten die voortkomen uit de gelijke waardigheid. In deze tekst trekt Paulus dus wel degelijk praktische consequenties uit zijn opvatting dat slaaf en slavenhouder gelijk zijn. De gelijkwaardigheid in Christus mondt uiteindelijk uit in gelijkheid op sociaal-maatschappelijk niveau.

Blijft wel de vraag staan hoe Paulus die gelijkheid concreet gestalte geeft. Moest de christelijke meester onmiddellijk al zijn slaven vrijlaten? Dat lijkt niet het geval te zijn. Overal zie je dat Paulus het bestaan van christelijke heren en slaven als verschijnsel in ieder geval voorlopig accepteert (bv. 1 Tim. 6:1-2). Ook zou onmiddellijke vrijlating in tegenspraak zijn met het uit te betalen loon.

Paulus lijkt hier eerder twee oudtestamentische wetten rondom slavernij te gebruiken en op een bijzondere manier te combineren.

Als eerste Leviticus 25:39-40. Je mag een slaaf uit je eigen volksgenoten niet als slaaf behandelen, maar als dagloner.

Als tweede Deutoronomium 15:12-14. Een slaaf uit je volksgenoten mag je zes jaar dienen, in het zevende jaar moet je hem vrijlaten, je mag hem dan niet met lege handen (zonder loon) laten gaan. 

Onder beide teksten zit een diep besef van gelijkheid. Je volksgenoot is je gelijke, die kan niet levenslang slaaf van je zijn, maar hij heeft rechten, waaronder recht op loon.

Deze gedachte past Paulus nu toe in de volkerenwereld. Niet door de oudtestamentische wetten exact te kopiëren, maar door ze geschikt te maken voor de sociale context in de Grieks-Romeinse wereld. Daar was er namelijk de mogelijkheid voor slaven om zich vrij te kopen. Maar dat wordt natuurlijk lastig als ze geen geld verdienen. Vandaar dat slaven vaak levenslang slaaf moesten blijven.

Nu zegt Paulus: Geef de slaven het loon waar ze recht op hebben en daarmee de gelijkheid. Met andere woorden: met het dagloon dat ze verdienen krijgen ze de mogelijkheid om zich op termijn vrij te kopen.

Een mooi voorbeeld van een haalbaar maatschappelijk alternatief. Als een heer zijn slaven zomaar zou vrijlaten, dan zou dat wellicht te grote economische schade opleveren. De oplossing van Paulus verbetert de positie van slaven op een manier die niet direct ten koste gaat van de heren. 

Misschien is het teveel gezegd om te stellen dat de afschaffing van de slavernij bij Paulus begint. Wat hij echter wel doet is de uiterst sociale wetten uit het Oude Testament op een nieuwe manier toepassen, waardoor het voor de individuele slaaf gemakkelijker wordt om vrij te worden.


Tegelijk is ook te zien hoe Paulus zich die verandering indenkt. Niet door een opstand onder de slaven, maar door een verandering van de meesters door het geloof in Christus. Het christendom is geen revolutionaire religie. Maar wel een geloof dat structuren van binnenuit kan veranderen.


[1] Voor deze exegese zie: J. van Eck, Kolossenzen Filemon, Kampen 2007

dinsdag 12 juli 2011

Kosmische tekenen als aankondiging van de wederkomst? (2)

Wat is de functie van de kosmische tekenen in Openbaring 6? Als de tekenen niet letterlijk bedoeld zijn, hoe dan wel?

Openbaring 6:12-14 als oordeel-theofanie

Opnieuw wil ik een oudtestamentische parallel gebruiken om het duidelijk te maken. In Joel 2 wordt de komst van de Heer in zijn oordeel beschreven (Joel 2:11). Die oordeel-theofanie is dermate verschrikkelijk dat de hele schepping siddert:
Bij die aanblik beeft de aarde
siddert de hemel
zon en maan worden verduisterd
sterren doven hun glans
Want het is de HEER…
(Joel 2:10-11)

Als God komt in zijn toorn, siddert de hele schepping van angst. Dat is de belangrijkste reden dat in Openbaring 6 de kosmische tekenen genoemd worden. Dit wordt onderstreept door vers 15-17 waar alle mensen zich proberen te verbergen voor de toorn van het Lam. “Nu is de grote dag van de toorn aangebroken, en wie kan die doorstaan?”

Zo is de eerste functie van de kosmische tekenen in Openbaring 6 het onderstrepen van de toorn van God in zijn komen als rechter. 

Openbaring 6:12-14 als climax van oordeelsaankondiging

Zoals in deze hele bijdrage al te zien is, zijn in Openbaring 6:12-14 veel teksten uit het Oude Testament gecombineerd en in een nieuwe samenhang geplaatst. Ik zet ze nog even op een rij.

Psalm 18              – oordeel over de vijanden van David
Jesaja 13             – oordeel over Babylon
Jesaja 34             – oordeel over Edom
Ezechiel 32         – oordeel over Egypte
Joel 2                    – oordeel over Israel

Geen van die beschrijvingen is zo volledig als Openbaring 6. Hier zien we iets wat in Openbaring steeds weer gebeurt. Johannes combineert beschrijvingen uit het Oude Testament op zo’n manier dat duidelijk wordt dat hij in de toekomst een climax van Gods handelen verwacht.

Om de toekomst te beschrijven, gebruikt Johannes vaak materiaal uit het verleden. Hij laat de toekomst zien met beelden ontleend aan het verleden. Maar hij rangschikt die oude woorden op zo’n manier dat duidelijk is dat het verleden in de toekomst niet zomaar herhaald zal worden, maar veel heftiger zal zijn.

De onderliggende oudtestamentische beschrijvingen zijn allemaal deel-oordelen van God. Het gaat over meerdere ‘dagen van de HEER’.  Johannes combineert gegevens uit al die teksten om daar Gods definitieve oordeel, de grote ‘dag van de HEER’, mee te beschrijven.

Openbaring 6:12-14 als einde van de eerste schepping

Dat is naar mijn overtuiging de tweede functie van deze tekst. Het beschrijven van het definitieve oordeel van God.

Één oudtestamentische parallel had ik nog niet genoemd, Psalm 104. Het is wellicht beter om deze psalm de antiparallel van Openbaring 6:12-14 te noemen. Psalm 104 beschrijft in dichterlijke taal de schepping van God. Een paar citaten:

U spant de hemel uit als een tentdoek (2)

U hebt de aarde op pijlers vastgezet
tot in eeuwigheid wankelt zij niet (5)

U hebt de maan gemaakt voor de tijden
de zon weet wanneer zij moet ondergaan(19)

God heeft zijn eerste schepping met liefde gemaakt, Hij heeft zelf de orde van dag en nacht erin aangebracht, de aarde muurvast neergezet, de hemel er als een beschermende tentdoek boven uitgespreid. Dat is het scheppingsverhaal volgens Psalm 104, verteld in het wereldbeeld van de oude oosterling.

Aardbevingen, noodweer, zon- en maansverduisteringen, vallende sterren, al die dingen zijn er voor de oude oosterling een teken van dat er iets verontrustends aan de hand is met Gods schepping. Het is niet meer volmaakt, je moet op je hoede zijn. Het huis dat God voor ons heeft gemaakt om in te wonen is niet meer onwankelbaar, soms beeft de aarde, soms rolt het tentdoek van de hemel ten dele op en valt het water met bakken naar beneden waardoor er overstromingen plaatsvinden, soms gaat de zon op onverklaarbare wijze een tijdje uit, vallen er sterren naar beneden of kleurt de maan ineens bloedrood. Voor de gelovige Israëliet allemaal een teken van hetzelfde: er is iets grondig mis met de schepping.

Vandaar ook dat juist in Israel de verwachting van een nieuwe schepping opkwam. Een schepping die niet meer onveilig is, maar veilig.

                Zie, ik schep een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
wat er vroeger was raakt in vergetelheid
het komt niemand ooit nog voor de geest. 
(Jesaja 65:17)

Bij de nieuwe schepping hoort het verdwijnen van de oude. Het voorbijgaan op zo’n manier dat het niet meer herinnerd wordt.

Johannes tekent in Openbaring 6:12-14 die verdwijning van de oude schepping letterlijk als een omkering van de eerste schepping. God zelf breekt vakkundig zijn eigen bouwwerk af.  Eerst haalt hij de pijlers onder de aarde vandaan. De aarde stort in met een geweldig geraas, zo erg dat er geen berg of eiland op z’n plek blijft. Vervolgens trekt God de stekker van de hemellichten eruit: de zon gaat op zwart, de maan op rood en de sterren vallen naar beneden als overrijpe vijgen. En als laatste handeling pakt God het hemelse tentdoek en rolt het, netjes als een boekrol, op.
Een aangrijpende manier om te beschrijven hoe ver God moet gaan om iets nieuws te maken. Om het nieuwe geboren te laten worden, moet het oude verdwijnen.

Aangezien Psalm 104 een dichterlijke beschrijving is en niet pretendeert de geschiedenis correct weer te geven, denk ik dat het ook niet nodig is om Openbaring 6:12-14 wel als letterlijke voorspelling van de toekomst te zien. In profetisch-dichterlijke taal wordt het definitieve einde van Gods eerste schepping onderstreept. 
Dat is de tweede functie van het gebruik van de kosmische tekenen in Openbaring 6. 


maandag 11 juli 2011

Kosmische tekenen als aankondiging van de wederkomst? (1)

Kijk ook eens hier voor meer over Openbaring. 


Afgelopen maart werd Japan getroffen door een ernstige aardbeving en tsunami. Op verschillende blogs was het volgende eindtijdnieuws te lezen: 

“Opnieuw is er weer nieuws over de eindtijd. Met de zware aardbeving in Christchurch te Australië nog in gedachten, is vandaag Japan getroffen door een zware aardbeving, gevolgd door een Tsunami.” (http://www.endoftimes.eu/)

Op deze blogs wordt dan vervolgens de link gelegd naar allerlei Bijbelteksten die zouden bewijzen dat aardbevingen tekenen zijn van de komst van Christus. Op mij komt deze Bijbeluitleg nogal paranoïde over. Ik zal aan de hand van een veelgenoemde tekst uitleggen waarom.


Openbaring 6:12-14

Openbaring 6:12-14 beschrijft hoe, voorafgaand aan de dag van de toorn een heel aantal kosmische rampen zullen plaatsvinden (vgl. Matteus 24:29 en Handelingen 2:19-20).

·         Een grote aardbeving
·         De zon wordt zwart
·         De maan verandert in bloed
·         Sterren vallen op de aarde
·         De hemel rolt zich als een boekrol op

Hierin herkennen wij onmiddellijk een aantal natuurfenomenen die ons nog altijd beangstigen. Aardbevingen, zonsverduisteringen, maansverduisteringen, vallende sterren en een rolwolk die noodweer aankondigt.

Zijn al deze natuurverschijnselen zomaar te duiden als aankondigingen van de wederkomst? Ik heb er mijn vraagtekens bij.

Apocalyptische Bijbelgedeelten spreken namelijk een eigen taal. Een taal die te typeren is als dichterlijk en symbolisch. Openbaring gebruikt allerlei motieven, uit vooral de psalmen en profeten, om haar prediking kracht bij te zetten. Daarom is het goed om eerst te kijken waar het motief van de natuurverschijnselen als aankondiging van het oordeel vandaan komt.  


Oudtestamentische oordeelsaankondiging

In Jesaja 13 lezen we hoe Gods oordeel over Babylon komt. Naast een aantal realistische voorspellingen over verkrachtingen en plunderingen die over Babylon zullen komen, worden hier ook kosmische verschijnselen genoemd.

            De sterren aan de hemel geven geen licht meer
            sterrenbeelden doven uit
de zon is verduisterd als ze opkomt
het licht van de maan is verdwenen
ik zal de hemel doen wankelen
de aarde raakt bevend van haar plaats
(Jesaja 13:10,13)

De verwoesting van Babylon is inmiddels al lang achter de rug (Daniel 5:30). Maar de sterren schijnen nog steeds.... De kosmische tekenen zijn in deze tekst duidelijk symbolisch bedoeld. Ze worden gebruikt om de oordeelsprediking kracht bij te zetten en er zoveel mogelijk angstwekkende lading aan mee te geven.


Het einde van een tijdperk

Kosmische tekenen worden in deze context gebruikt om het einde van een tijdperk te markeren. Zoals ook in ons spraakgebruik nog wel voorkomt: “de zon ging onder over Duitsland”. In Ezechiel 32:7-8, waar het oordeel over Egypte wordt beschreven, is dat duidelijk het geval.

            Als jouw licht gedoofd wordt
zal ik de hemel bedekken
en de sterren verduisteren
wolken zullen voor de zon komen
en de maan zal niet langer schijnen

Deze tekst is bedoeld om Gods boodschap voor Farao: “jouw zon gaat straks onder, jouw tijdperk is voorbij”, kracht bij te zetten.
Nog indringender vinden we dit bij de beschrijving in Jesaja 34:4, als de ondergang van Edom beschreven wordt:

De sterren aan de hemel vergaan
als een boekrol wordt de hemel opgerold
alle sterren vallen neer
zoals bladeren vallen van een wijnstok
of verschrompelde vruchten van een vijgenboom

De ondergang van Edom is als het einde van Gods schepping. God ruimt de beschermende tentdoek van de hemel op. De lichtjes die hij erin gedraaid heeft komen naar beneden vallen. Einde schepping. Een sterke overdrijving om daarmee het definitieve van Gods oordeel over Edom te onderstrepen. 


Oudtestamentische theofaniebeschrijving

Nauw verwant met de oudtestamentische oordeelsprofetieen zijn de oudtestamentische beschrijvingen van theofanie (godsverschijning). Een voorbeeld:

            Toen schudde en schokte de aarde,
de bergen trilden op hun grondvesten
beefden omdat hij vlamde van woede
rook steeg op uit zijn neus
verterend vuur kwam uit zijn mond
hij spuwde hete as (…)
(Psalm 18:8-15/2 Samuel 22:8-15)

In dichterlijke taal horen we hier over een aardbeving, onweer en duisternis als begeleidende verschijnselen bij het komen van God.
David zingt dit lied als hij zijn vijanden heeft verslagen. Hij heeft dat op de gewone manier gedaan, door met een leger tegen ze te vechten. Niets bovennatuurlijks aan. De aarde beefde niet letterlijk, er was geen onweer, en het werd niet donker. Maar David beschrijft het op deze manier om duidelijk te maken dat het uiteindelijk God was die hem de overwinning gaf. Dat God zelf voor hem uitging en vocht.


Oudtestamentische theofaniebeschrijving is in hoge mate symbolisch. Wanneer beschreven wordt dat God komt in zijn toorn, dan gaat dat in de beschrijving vaak gepaard met natuurrampen. Dat is dan niet te zien als een letterlijke voorspelling van natuurrampen, maar als een manier om Gods komst in oordeel te onderstrepen.

Als ik deze oudtestamentische achtergrond serieus neem, dan is mijn conclusie dat de kosmische tekenen voorafgaand aan de wederkomst niet letterlijk bedoeld zijn. In een tweede bijdrage zal ik laten zien hoe ik Openbaring 6:12-14 dan wel lees. 

zaterdag 9 juli 2011

Welkom

Beste bezoeker,

Ook ik ben toegetreden tot het volk der bloggers. Ik ben dominee, theoloog en afgestudeerd in het vakgebied Nieuwe Testament. Omdat ik vooral relevant wil bloggen kunt u van mijn hand vooral blogs over bijbeluitleg verwachten. Ik geloof dat goede bijbeluitleg allerlei discussies kan verhelderen.

Als het nodig is, zal ik ook over andere thema's bloggen. Maar ik zal u niet onderspammen met allerlei irrelevante dingen. Daarvoor kunt u me volgen op Twitter @WimdeBruin1983

Ik verwacht maandag mijn eerste post te plaatsen.

Tolle Lege