zondag 26 oktober 2014

Bevrijd van mezelf

Vanmiddag las ik het boekje “bevrijd van jezelf” van Tim Keller. Een mooi, vlot geschreven boekje, dat mij in de analyse wel wist te raken, maar in de oplossing niet. Ik voelde me niet bevrijd van mezelf. 

De structuur van het boekje is als volgt:
  1. We trekken ons teveel aan van de mening van anderen of van onszelf. Dat is hoogmoed.
  2. Bijbelse nederigheid = de vrijheid om niet meer aan jezelf te denken, en je dus niet meer druk te maken over wat anderen van je vinden, en wat je van jezelf vindt.
  3. En dat kan als je beseft dat God, dankzij het offer van Jezus van je houdt. Dan hoef jij jezelf niet meer te beoordelen, en ook anderen niet. God houdt toch wel van je, niet om wie jij bent, maar om wie Jezus is.
Mijns inziens komt God hiermee in dienst van je eigenwaarde te staan: God vindt je hoe dan ook geweldig, dankzij het offer van Jezus Christus. Alleen in deze ‘oplossing’ blijft de eigenwaarde in het centrum staan: nu niet meer gesteund door wat anderen of ikzelf vinden, maar door wat God, op basis van het offer van Jezus van me vindt. Keller zoekt de oplossing dus in wat God van jou vindt.

C.S. Lewis (die Keller in hoofdstuk 1 en 2 uitvoerig citeert) zoekt de oplossing in een andere richting. Namelijk in wat jij van God vindt. Dan gaat het in de eerste plaats om de grootheid van God: in vergelijking met Hem ga je je wel nederig voelen. In de tweede plaats gaat het om de gemeenschap met God: God geeft zichzelf aan jou op zo’n manier dat er gemeenschap ontstaat. Als dat gebeurt word je wel nederig. Zelf zou ik hier het woord liefde gebruiken. Liefde gaat zo op in de ander dat je jezelf vergeet en op die manier bevrijd wordt van jezelf.

Kortom: Bij Keller gaat het erom dat God, dankzij Jezus, mij geweldig vindt, bij Lewis dat ik God geweldig vind.

Deze twee dingen hoeven geen tegenstellingen te zijn. Ik denk wel dat Lewis een stap verder gaat en daarmee ook een stap dieper reikt dan Keller. 

zondag 19 oktober 2014

Wat moet ik met Prediker?

Het minste wat je van het boek Prediker kunt zeggen is dat het prikkelt en jeukt. Het geeft geen geijkte antwoorden en oplossingen maar werpt vooral nieuwe vragen op. En als je het leest kan zomaar de vraag bij je opkomen wat dit boek eigenlijk in de Bijbel doet. Horen we in dit boek nou Gods stem of niet?

Dat deze vraag heel oud is blijkt hieruit dat er aan Prediker een naschrift is toegevoegd. In dat naschrift vinden we eerst een aanbeveling om het boek te lezen. Prediker was een wijs man, hij heeft nagedacht over wat hij schreef om er zo’n waarheidsgetrouw mogelijk boekje van te maken. Zijn woorden prikkelen tot nadenken en handelen, en daarom horen we er de stem van de ene Herder in (12:9-11).

Maar in dat naschrift vinden we ook een poging om Prediker te nuanceren, of wellicht zelfs te corrigeren. In de eerste plaats kun je zo geobsedeerd zijn door het verzamelen van wijsheid door te lezen en te schrijven, dat je er doodmoe van wordt. En in de tweede plaats moet je vooral Gods geboden niet vergeten want God zal je uiteindelijk daarop beoordelen (vers 12-14). Is dit nu een poging om Prediker orthodoxer te maken dan hij is? Want Prediker zelf is nog niet zo zeker van het oordeel van God (bv. 8:10-15), al lijkt hij in 11:9 er ineens wel in te geloven. En Gods geboden noemt hij al helemaal nergens.

Hoe het ook zij, het houden van Gods geboden is niet in tegenspraak met de opdracht om te genieten. Juist het houden van de goede geboden van God ordent het leven op zo’n manier dat er ruimte ontstaat voor genieten. Maar inderdaad, Prediker zelf noemt het niet.

Daarmee is de vraag of Prediker een goed boekje is nog niet beantwoord. Want als we de boodschap van Prediker kort samenvatten ontstaat het volgende beeld:
God is in de hemel, en jij bent op de aarde. God leidt en bestuurt alles, maar jij hebt geen idee wat Hij doet. Je kunt je eigen leven niet eens plannen en je bent al helemaal niet in staat om de wereld te veranderen. Daarvoor is het kwaad veel te machtig. Het gaat je niet lukken om het kwaad uit te bannen. Het is al heel wat als het je lukt om zelf uit de greep van het kwaad te blijven. En hoe hard je ook werkt en wat je ook presteert, uiteindelijk ga je dood. En dood is dood. Daar is niks zinvols aan. Dat is de uiterste leegte. Het enige wat het leven zin geeft is het leven zelf. Genieten is het hoogst haalbare. 
Dit is toch een boodschap die niet direct christelijk aandoet. Christendom gaat voor het gevoel van velen toch voornamelijk over het leven na dit leven, over Jezus, de zoon van God die naar de wereld kwam om mensen te redden, over het kiezen voor Jezus waardoor je na je dood bij God in de hemel mag zijn. En natuurlijk moet je goed doen in deze wereld, maar uiteindelijk gaat het daar niet om en moet je vooral oppassen dat je niet teveel opgaat in het genieten van deze wereld. Vraag je aan een willekeurige christen waarom Jezus naar de aarde kwam, dan is de kans groot dat je als antwoord krijgt: om te sterven aan het kruis voor onze zonden, zodat ik eens bij God kan zijn.

Als Jezus begint met preken, zet hij niet zijn dood in het centrum van zijn verkondiging, maar het koninkrijk van God: “Het koninkrijk van God is nabij, bekeer je en geloof de goede boodschap” (Marcus 1:15). Zijn boodschap heeft te maken met Gods koninkrijk dat in deze wereld doorbreekt. En dat in zijn eigen persoon aanwezig is.

Als ik de eerste hoofdstukken van de evangeliën lees dan overvalt mij altijd een lenteachtig gevoel. Overal waar Koning Jezus zijn voetstappen zet breekt de zon door en bloeit het leven op. Mensen die ziek zijn worden genezen, mensen die gebonden zijn door demonen ontvangen hun leven terug, mensen die gebukt gaan onder hun zonden ontvangen vergeving, zodat ze rechtop door het leven kunnen gaan, zonder nog langer te doen alsof er niks aan de hand is.

Waar Jezus aanwezig is breekt de vreugde door. Daar wordt hartelijk gelachen. Daar is het feest. Hij wordt er door zijn strenggelovige tijdgenoten zelfs op aangesproken: maak je het niet te gek met al dat feesten met zondaren? Kan dat niet wat gematigder? Maar Jezus’ antwoord is kort en helder:
Bruiloftsgasten kunnen toch niet vasten zolang de bruidegom bij hen is? (Marc. 2:19).
Jezus trekt een spoor van leven en vreugde in het Joodse land. Wil je weten hoe Gods koninkrijk eruit ziet? Kijk naar Jezus, kijk naar de mensen om hen heen, daar wordt geleefd, genoten. Het eerste wonder dat Johannes noteert is een belangrijk signaal. Jezus verandert water in wijn (Joh. 2). Gods koninkrijk = goede wijn. Jesaja spreekt over uitgelezen gerechten en belegen wijnen (Jes. 25:6). Eten, drinken, genieten, dat lijkt toch wel verdacht veel op Prediker.

Tijdens de laatste paasmaaltijd zegt Jezus tot tweemaal toe dat brood en wijn vooruitwijzen naar het moment dat Gods koninkrijk definitief doorgebroken is. Brood en wijn verwijzen naar het feest van de toekomst. En in dát kader gaat Jezus dan spreken over zijn lijden en sterven. Brood en wijn verwijzen naar zijn leven dat Hij moet gaan geven om dat nieuwe pure leven mogelijk te maken.

Deze boodschap van het kruis is in Prediker niet zo te vinden. Maar wat er in Prediker wel heel duidelijk te vinden is, is de zinloosheid van het leven zonder de dood en opstanding van Jezus Christus. Prediker tekent heel realistisch de macht van het grote onrecht in deze wereld. Maar even realistisch tekent hij de ‘gewone’ zonden die hun weg vinden in het leven: hoogmoed, geldingsdrang, afgunst, corruptie, en de oerzonde: vergeten te leven als kind van de Schepper, vergeten te genieten. En Prediker tekent het totaal zinloze van de dood, het einde van alles.

In het lijdensevangelie zien we hoe Jezus door deze zinloosheid getroffen wordt. Zijn dood is meer dan zomaar een illustratie van de macht van het kwaad: “op de plaats waar recht gesproken wordt, heerst onrecht” (Prediker 3:16). Zijn dood is de ultieme manifestatie van het Kwaad. Het zijn de kleinmenselijke zonden van afgunst, geldingsdrang en corruptie waardoor Hij, Gods Zoon, moet sterven. En uiteindelijk loopt dat uit op de totale zinloosheid van de dood aan het kruis.

Maar juist door eraan te sterven overwint Jezus de machten van het kwaad, de zonde en de dood. Als Hij op de derde dag opstaat breekt het Leven door. De Opgestane breekt het brood in Emmaus en deelt ruimhartig brood en vis uit op een strandje in Galilea. Zijn dood en opstanding hadden als doel om het Leven weer mogelijk te maken. Om zondige mensen terug te roepen tot hun Schepper in een nieuw leven. Om onbezorgd en vrolijk, als kind van de Vader te leven in deze wereld.

De Bijbel spreekt op tal van plaatsen over het nieuwe leven dat eens volledig door zal breken als Jezus terugkomt. Dat is precies het omgekeerde van de treurnis die we lezen in Prediker 12:6. Geen kapotte waterput waardoor de weg naar het leven is afgesloten. Maar een heldere rivier die ontspringt aan de troon van God en die haar weg baant naar de zee, en waar het in de omgeving bruist van Leven. De Schepper zelf is er aanwezig (Ezechiël 47/Openbaring 22).

Vandaag lijkt de wereld weinig anders dan in de tijd van Prediker. Zo zinloos, leeg, op weg naar niks, tet kwaad te sterk, Gods plan onbegrijpelijk. Veel dingen die Prediker zegt blijven waar: probeer niet in je eentje de wereld te veranderen, het kwaad is te sterk voor jou, je gaat je eraan vertillen. Probeer niet te begrijpen waar God mee bezig is, daar krijg je hoofdpijn van. Maar leef, geniet, doe het goede, wees zelf een bron van leven voor anderen en spreek over God die schept, verlost en nieuw maakt. Niet alsof je alles begrijpt, maar wel in de wetenschap: ik leef liever als kind in de tuin van de Schepper, dan als een opgejaagd mens in de wildernis. Juist iemand die nederig met God leeft verspreidt een prachtig getuigenis.

Zo helpt Prediker ons om te zien dat dít leven verlost wordt. We hebben Prediker en trouwens ook de rest van het Oude Testament nodig om de boodschap van het evangelie op deze wereld betrokken te houden. Bonhoeffer verwoordde het zo:
Alleen wie zo houdt van het leven en de aarde, dat met het verlies hiervan alles hem verloren schijnt, mag in de opstanding der doden en een nieuwe wereld geloven.
Zo helpt Prediker ons om de zinloosheid van een wereld zonder Opgestane te doorleven. En tegelijk geeft Prediker steeds weer een klein visioen van het goede leven dat het doel van de verlossing is: eten, drinken en genieten. Onbezorgd leven, als een kind in de tuin van de Vader. 

zondag 12 oktober 2014

Prediker 12 in gewone taal

De vorige week verschenen Bijbel in gewone taal (BGT) maakte mij al enthousiast voordat ik hem uit het plastic had. Ik had al eens wat proefhoofdstukken gelezen en vond het eenvoudig en krachtig. Ik heb dan ook niet zoveel met het hoogkerkelijk dedain waarmee de BGT in bijvoorbeeld Trouw afgekraakt werd. Een hoogtepunt in de Bijbel is dat mensen het woord van God in hun eigen taal horen (Handelingen 2). Hoe meer een vertaling daaraan dienstbaar is, hoe beter.

Zelf heb ik afgelopen week de BGT op het bureau gehad bij het voorbereiden van de preek over Prediker 12. Toen viel me wel iets op. Namelijk dat de BGT wel heel veel exegese levert en soms niet meer vertaalt maar eerder een verklaring levert (al is de scheiding tussen die twee niet waterdicht). Neem bijvoorbeeld vers 3 en 4 in de BGT:
Straks ben je oud. Je handen gaan trillen en je benen gaan krom staan. je tanden vallen uit je mond. Je ogen zien niets meer. Je oren horen niet meer wat er buiten gebeurt. je stem is bijna niet meer te horen. Je hoort het geluid van de vogels niet meer. 
De NBV vertaalt deze verzen als volgt:
De dag waarop de wachter trillend voor het huis staat, de soldaten kromgebogen voortgaan, de maalsters langzaamaan verdwijnen, de vrouwen het het venster staren en een schaduw lijken. Wanneer de deuren naar de straat worden gesloten, de molen geen geluid meer maakt, het fluiten van de vogels ijl van toon wordt, wanneer hun lied versterft.
De BGT is zonder meer helder. Duidelijker ook dan de NBV. Toch ervaar ik een probleem. De BGT vertaalt hier namelijk niet, maar verklaart. Het woord wachter kán nooit met hand vertaald worden, het woord maalster kán niet met tand weergegeven worden, enzovoort. Natuurlijk weet ik dat velen de opvatting huldigen dat Prediker in deze verzen in een allegorie spreekt waarbij de wachters verwijzen naar handen en de maalsters verwijzen naar tanden. Maar dat is een exegetische opvatting, die niet perse noodzakelijk is. Het punt is dat de tekst, zoals de NBV die weergeeft, zelf een duidelijke betekenis heeft. Vanmorgen in de preek heb ik dat zo weergegeven:
Een huis waarin alle activiteit wegvalt en het leven tot stilstand komt. Er staat een oude wachter voor het huis, hij beeft als een rietje. Bedienden, ooit in de bloei van hun leven, hebben een kromme rug gekregen en slepen zich voort. Sterke vrouwen die de maalsteen ronddraaien vallen een voor een weg, net zolang tot de overgebleven vrouwen de steen niet meer rondkrijgen en er maar mee stoppen. Oudere vrouwen zitten achter het venster en kijken naar buiten, maar hun ogen vervagen, ze zien bijna niets meer, ze zijn geen schim meer van wie ze eens waren. Als de avond valt worden de deuren van het huis gesloten, omgevingsgeluiden vervagen, vogels laten in de verte hun laatste lied horen, ijl en hoog, en het is voorbij. De nacht valt… 
Vanuit de NBV is het prima mogelijk om te laten zien dat de verzen eventueel een dubbele bodem hebben. Uitleggen dat de wachter naar een hand verwijst, de maalster naar een tand, en de deuren naar de oren is eenvoudig. Maar andersom kun je vanuit de BGT vrijwel onmogelijk het oorspronkelijke beeld nog benaderen. Mijns inziens gaat de BGT hier te ver met het volgen van een bepaalde exegese en treedt er dus meer betekenisverlies op dan nodig. Dat is jammer. Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar welke vertaalopvatting er achter deze keuze schuilgaat. Is het te verantwoorden? Wie het weet mag het zeggen.

Verder lees ik vrolijk door in de BGT, want hij leest als een trein.

Over jong zijn en oud worden - Prediker 11 en 12

Weet je wat het leven de moeite waard maakt? Zonlicht. Denk aan zo’n warme junidag, als de zon helder schijnt en alle kleuren net iets feller zijn dan normaal. De warmte dringt door tot in je botten en je krijgt energie om dingen te ondernemen, je wordt verliefd, je krijgt nieuwe inspiratie voor je werk, je voelt je jong en sterk.

Dit is de meest treffende tekening van wat jeugd is. Genieten van het leven, en zin hebben om het leven aan te pakken, nieuwe dingen op te zetten en desnoods de wereld te veranderen. En het is mooi als je die levenslust zo lang mogelijk weet vast te houden. Want er zullen nog genoeg donkere jaren komen waarin je levenslust uitdooft totdat er enkel leegte overblijft (Prediker 11:7-8).

In Prediker 12 worden die donkere jaren met grote verbeeldingskracht getekend. Het verlies van levenslust wordt vergeleken met een kille koude dag, waarop je de zon niet ziet en waar een druilerige regenbui opgevolgd wordt door nog meer wolken. Zo’n dag waarop de kilte je lichaam binnendringt en zich in je botten en geest nestelt (vers 2).   

Het volgende beeld is een huis waarin alle activiteit wegvalt en het leven tot stilstand komt. Er staat een oude wachter voor het huis, hij beeft als een rietje. Bedienden, ooit in de bloei van hun leven, hebben een kromme rug gekregen en slepen zich voort. Sterke vrouwen die de maalsteen ronddraaien vallen een voor een weg, net zolang tot de overgebleven vrouwen de steen niet meer rondkrijgen en er maar mee stoppen. Oudere vrouwen zitten achter het venster en kijken naar buiten, maar hun ogen vervagen, ze zien bijna niets meer, ze zijn geen schim meer van wie ze eens waren. Als de avond valt worden de deuren van het huis gesloten, omgevingsgeluiden vervagen, vogels laten in de verte hun laatste lied horen, ijl en hoog, en het is voorbij. De nacht valt… (vers 3 en 4).

We zien een oudere die onzeker over straat gaat. Bang voor de kleinste oneffenheid in de weg. Er
Bloeiende amandelboom, februari 2014, Sepphoris
bloeit een amandelboom, maar hij ziet die bloemenpracht niet meer als teken van de naderende lente, maar als een voorbode van de eeuwige winter. Hij lijkt nog het meest op een sprinkhaan die het springen verleerd is en zich nu traag voortsleept. Opwekkende middelen helpen niet meer, het verlangen is gedoofd. In de verte hoort hij de mensen al klagen, zijn begrafenis wordt voorbereid. Hij is op weg naar zijn eeuwig huis, hij staat met één been in het graf (vers 5).

Dan zien we een put vol water, symbool van het leven, met bovenin een wiel waar een zilveren koord overheen gelegd is, met aan dat koord een gouden schaal om water mee te putten. Op de rand van de put staat een kruik. Daar giet je straks het water in. Maar het zilveren koord breekt. De gouden schaal klettert naar beneden. Van schrik stoot je de kruik om. Het wiel breekt doormidden. Geen toegang tot het water meer. De weg naar het leven is afgesneden (vers 6).

Dit alles staat symbool voor het snelle verval van het leven. De dood doet haar intrede. Het lichaam vergaat. De levensadem keert terug naar God (vers 7).

Omdat dit je toekomstbeeld is, en het verval snel haar intrede zal doen is het zaak om nú te genieten nu je nog jong en gezond bent. Omarm het leven uitbundig. Volg je hart, gun je ogen wat ze wensen. God zal je rekenschap vragen over alles wat je in dit leven hebt gedaan. Hij zal je vragen of je genoten hebt of dat je met een zuur gezicht door het leven bent gegaan. God heeft de wereld gemaakt, hij heeft je een plek in deze wereld gegeven om het leven te vieren. Niet om enkel te werken of met een zuur gezicht je af te wenden van het goede wat er is. God wil niet dat je met je rug naar de zon toeleeft!

Afgelopen voorjaar heb ik een zandbak gekocht voor onze dochter. Maar ze heeft er niet in gespeeld. Als vader vind ik dat jammer. Al die moeite voor niks. Zie je leven als zo’n zandbak: God heeft je het leven gegeven, vergeet dan niet om te spelen. De beste tijd om dat te doen is als je jong bent en je er de kracht voor hebt. En het mooie is: als je oud en krakkemikkig wordt heb je nog prachtige herinneringen aan je jonge jaren.

Als je van het leven geniet zorgt dat voor een constructieve levenshouding. Als je geniet van je tuin zal je hem onderhouden. Als je geniet van kinderen zal het niet in je opkomen om ze te mishandelen. Als je geniet van de schepping zal je er goed voor zorgen. Als je geniet van je werk zal je de beste prestaties leveren. Genieten zit op deze manier heel dicht tegen liefhebben aan. Wie of wat je liefhebt zal je goed verzorgen. Heb lief en doe wat je wilt (Prediker 11:9).

Vaak verwarren we genieten met verdoven. Teveel drinken, je op hoge toeren rond laten draaien in attracties zodat de adrenaline door je aderen giert, dat is geen genieten maar verdoven. Daar neem je je toevlucht toe om innerlijke pijn te verdringen. Maar dat is niet de juiste manier om met verdriet om te gaan.

Beter is het om verdriet niet in je binnenste toe te laten. Als je dat wel doet dan word je te vroeg oud. Dan gaan je schouders hangen en worden je ogen dof. Verdriet en ziekte, het kan iedereen overkomen. Dat weet Prediker maar al te goed. Maar het is wel de vraag hoe je met verdriet omgaat. Je kunt van pure ellende lang op de bank blijven hangen, eindeloos tv kijken en een fles wijn leegdrinken. Dan weet je zeker dat je je de volgende dag nog ellendiger voelt. Je kunt ook je verdriet delen met God en andere mensen, zorgen dat je op tijd naar bed gaat, gezond blijft eten en regelmaat in je leven houdt. Dan zal het verdriet je niet verteren (vers 10).

Het is daarom het beste om als je jong bent aan je Schepper te denken. Dit is de enige keer dat Prediker God als Schepper aanduidt, en dat heeft een reden. Dit is niet zomaar een oproep om op jonge leeftijd in God te geloven. Maar het is een oproep om God als Schepper te erkennen. God als degene die de wereld heeft ontworpen als een prachtige tuin waarin de mens mag leven. Dat God Schepper is betekent: het leven is goed, heb daarom het leven lief. Wacht niet tot je oud bent, maar begin vandaag met God, je medemens en het leven zelf lief te hebben.

Het is niet de bedoeling dat je het leven aanbidt. Het is al helemaal niet de bedoeling dat je de jeugd aanbidt. Dan kom je teleurgesteld uit als je de jeugd voorbij bent. Aanbid de Schepper en geniet van het leven.  

Ondanks deze vreugdevolle levensaanvaarding eindigt Prediker in mineur. In de voorgaande hoofdstukken begon het vaak in mineur: “het leven is zinloos” en eindigde van daaruit in de opmerking dat je dan maar beter kunt genieten van je leven. In deze hoofdstukken is de volgorde omgedraaid: geniet nu want het leven is zo voorbij. Het genieten zelf komt daarmee in het gedrang: het is maar voor even, de toekomst is leegte.

Opnieuw lopen we tegen het gegeven aan dat Prediker niet spreekt over een leven na de dood. Ook Prediker 12:7 spreekt daar niet over.
Wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was, wanneer de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven heeft gegeven.
Deze tekst spreekt niet over een ziel (levensadem) die heel bewust weer bij God is. Maar over de totale destructie van het leven. De adem verlaat het lichaam, en het lichaam verteert. Het is de directe omkering van Genesis 2:7.
Toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.
De totale afbraak van de mens wordt getekend. En daarom eindigt Prediker net zoals hij begon in 1:2: een briesje, een zuchtje, alles is niks…

Het leven is kort, dus geniet nu het kan. Dat is de boodschap van Prediker. Nee, Prediker bedoelt dat niet oppervlakkig. Genieten is bij hem niet hetzelfde als lang leve de lol. En hij bedoelt het ook niet nihilistisch. Hij haalt juist het geloof in de Schepper van het leven aan als reden om te genieten. Hij roept op om ondanks de leegte van de toekomst onbekommerd te genieten van het nu. Het gaat erom dat je het leven meer lief hebt dan de zin van het leven. Alleen door te leven ontdek je dat het leven zin heeft.

Toch blijft voor het gevoel van veel mensen Prediker met deze boodschap een beetje een vreemde eend in de Bijbel. Volgende week wil ik daarom ingaan op de vraag wat je nu met dit boek aan moet tegen de achtergrond van de hele Bijbel, en dan vooral het Nieuwe Testament.

Tot die tijd wil ik één ding meegeven: als van de week de zon schijnt, sta dan even stil en voel de warmte van de zon. Haal diep adem en geniet van het moment. Denk bij jezelf: ik leef! En aanvaard het leven als een geschenk van God, je Schepper. 

zondag 5 oktober 2014

Ik weet het ook niet precies - Prediker 8

Vorige keer hebben we gezien dat je een heel eind op weg bent om wijs te worden als je de wijsheid en hulp van anderen en van God aanvaardt. Prediker 8 borduurt voort op de vraag wat wijsheid nou precies is. Of beter gezegd: wie er wijs is.
Wie heeft wijsheid? Wie kent de verklaring der dingen? (vers 1).
Prediker geeft niet direct een antwoord maar doet eerst een observatie: je herkent een wijze aan zijn stralende oogopslag en milde blik. Geen doffe ogen en een vertrokken mond, maar heldere ogen en milde gelaatstrekken.

Vervolgens geeft hij twee beschrijvingen van hoe een wijs mens in het leven staat. Het eerste wat een wijs mens doet is altijd naar de koning luisteren. Dat is wel zo veilig. Want een koning heeft absoluut gezag en hoeft aan niemand verantwoording af te leggen. Hem kun je maar beter niet tegen je in het harnas jagen. Hij kan volstrekt willekeurig reageren, dus zoek de problemen niet op. Een tamelijk laf advies, zo lijkt het (vers 2-5).

Toch zit er een wat diepere gedachte achter. Als je trouw hebt gezworen aan de koning tegenover God (vers 2) dan erken je dat het gezag van de koning van God komt. Een gedachte die diep in de Bijbel verankerd ligt: gezag komt van God (Rom. 13:1). God geeft gezag om orde en rust te scheppen zodat je als mens ongestoord kunt leven (1 Tim. 2:2). Daarom is het goed om dat gezag van de overheid te erkennen. Dat mensen omwille van de positie die ze innemen respect verdienen is een gedachte die in onze tijd onder druk staat. Juist het feit dat we vandaag onze eigen leiders kiezen leidt er vaak toe dat we het idee hebben dat we ze niet meer hoeven te respecteren: “wij hebben je gekozen, als je niet doet wat wij willen stemmen we je straks gewoon weer weg.” Maar iedere samenleving heeft gezag nodig dat de durf heeft om belangrijke beslissingen te nemen, zelfs al zegt de volkswil anders.

In de tweede plaats is een wijs mens voorzichtig. Voor alles wat er gebeurt is er een juiste tijd. Dat is zo. Maar het is als mens zo lastig om te zien wanneer die juiste tijd is. Consequenties van onze beslissingen vandaag kunnen we nauwelijks overzien. Het leven is onberekenbaar en grillig. Handel daarom niet al te pardoes, maar wacht het juiste moment af om dingen in je leven of deze wereld te kunnen veranderen. Wacht, om het zo te zeggen, het momentum af. Denk niet dat je het leven op ieder moment naar je hand kunt zetten (vers 6-7). Aan de andere kant is het ook niet goed om te zeggen: “ik heb geen inzicht in diepere bedoeling van het leven dus ik doe maar niks”. Juist omdat we geen inzicht in het plan van God kunnen hebben, hebben we als mensen een eigen verantwoordelijkheid om te handelen. Als je als mens handelt doe je dat niet omdat je precies weet wat God van plan is, je kunt om zo te zeggen jouw plannen niet nauwkeurig afstemmen op het grote Plan. Maar je handelt als mens binnen het raamwerk van je eigen verantwoordelijkheid, je vult je eigen plek zo goed mogelijk in: 
Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God. (Micha 6:8)
Dit doen, met beleid, op het juiste moment, dat is wijs.

Op recht en onrecht in deze wereld is verder trouwens geen peil te trekken. Een mens heeft, goed bezien, weinig macht. En de macht die hij heeft gebruikt hij om de ander te onderdrukken. Je zou verwachten dat op zo’n moment God ingrijpt om te oordelen, maar vaak lijkt het tegendeel juist waar te zijn. Mensen die slecht geleefd hebben krijgen een prachtbegrafenis in de heilige stad, maar mensen die Gods wil doen krijgen er geen eens een plekje om te leven. Juist omdat het kwaad zo gebrekkig gestraft wordt gaan mensen er vrolijk mee door. Er zijn zondaren die wel 100 keer door zondigen en ze leven lang en gelukkig. Prediker kent de orthodoxe regel: iemand die God dient leeft lang, de zondaar sterft snel. Maar hij erkent dat het er in de praktijk vaak heel anders uitziet. Dat hij eigenlijk geen flauw idee meer heeft hoe God het uitvoert: ik heb geen er verklaring voor, het is leegte (vers 8-14).

Wat voor troost heeft de wijze dan in dit leven? Opnieuw klinkt het: vreugde, eten, drinken en genieten, iedere dag die je van God krijgt (vers 15). Maar veel mensen hebben daar geen vrede mee. Ze blijven hartstochtelijk zoeken naar zin. Sommigen liggen er wakker van. Ze peinzen en piekeren over het leven, hun leven. Maar ze vinden geen zin. Het lukt ze niet. Zelfs de meest wijze lukt het niet. Niemand heeft de verklaring van de dingen… (vers 16 en 17)

Niemand kent de verklaring van de dingen, en… dat is bevrijdend! Ik weet niet alles, ik kan ook niet alles weten, ik hoef ook niet alles te weten. En geen enkel medemens, hoe intelligent ook, kan alles begrijpen. Niemand heeft de verklaring der dingen… Duizelingwekkend… De hoogste wijsheid is dat je weet dat je ook niet alles weet, dat je heel weinig weet, dat je beginneling bent en blijft.

Alles proberen te begrijpen zorgt voor een diepe frons in je voorhoofd, een verbeten trek om je mond. Zelf ben ik een denker, en in het denken ben ik een echte doorbijter. Ik wil, ik moet dingen begrijpen en ik wil ze ook nog eens helder kunnen opschrijven, zodat het liefst iedereen overtuig van mijn standpunten. Soms loop ik afwezig door het huis en dan vraagt mijn vrouw: “loop je weer te denken?” Ik heb de neiging om tot het gaatje te gaan, tot aan het muggenziften toe. Maar wat brengt het me eigenlijk als ik dat consequent volhoud? Zurigheid, het afkeuren van mensen die er anders over denken…

Wat is het dan bevrijdend als je hoort dat je helemaal niet hoeft te weten en te begrijpen. De frons in je voorhoofd trekt weg. De verbeten trek om je mond verdwijnt. Het licht in je ogen gaat aan en er komt een milde trek om je mond: “ik? Ik weet het ook niet precies.”

Het is bevrijdend om te erkennen dat je niet de laatste waarheid hebt. Dat je God niet hoeft te beoordelen en ook de ander niet. Stoppen met die zure levenshouding en beginnen met lachen. God danken dat je gewoon méns mag zijn. Vieren dat je het hoogste hebt bereikt wat je kunt bereiken: weten dat je het ook niet precies weet. Het leven vieren. Blij zijn, eten, drinken en genieten. Dat is genade! God regeert en ik mag leven!

Misschien is dit wel het diepste antwoord op de beginvraag van deze prekenserie: hoe overleef ik het leven? Weten dat God God is, en jij mens. En dat dat goed is. Dat je niet als God hoeft te zijn, thuis in alle vragen rond goed en kwaad (Gen. 3:5). Maar dat je op je eigen plek gewoon mens mag zijn. 

Prediker is niet anti-intellectueel. We hoeven niet alle scholen onmiddellijk te sluiten om te zwelgen in onwetendheid. Prediker zelf heeft opmerkelijk veel menselijke wijsheid. Maar weinig is zo bevrijdend als erkennen dat die menselijke wijsheid beperkt is. Niet in staat om God en de zin van het leven te begrijpen. Alsof een mens ooit zou kunnen opklimmen tot raadgever van God. 
Wie heeft de geest van de HEER gemeten?
Heeft iemand hem ooit raad gegeven? (Jesaja 40:13)
In Job 28 staat een gedicht over wijsheid. Het begint met de erkenning dat mensen tot ongelooflijk veel in staat zijn. Ze delven erts uit de diepste krochten van de aarde, daar waar het vuur woelt. Daar vinden ze de mooiste stenen, en goud. Technisch vernuft genoeg (Job. 28:1-11).

Maar hoe diep de mens ooit zal graven, hij zal de wijsheid niet tegenkomen. De wijsheid is ook niet te koop. De mens heeft er geen toegang toe (Job. 28:12-22). Maar God wel. Hij weet waar de wijsheid woont. Hij is de enige die de wijsheid peilde en doorgrondde (23-27). Voor de mens is er maar één weg om wijs te leven:
Ontzag voor de Heer – dat is wijsheid
Het kwaad mijden – dat is inzicht (Job. 28:28)
Wie heeft wijsheid? Degene die erkent dat hij het ook niet precies weet, die handelt uit ontzag voor God, de Enige die 100% toegang heeft tot de wijsheid. Degene die het kwaad mijdt en de verantwoordelijkheid neemt om op het juiste moment het goede te doen. En vooral ook degene die niet vergeet om te genieten en te leven.

God is God. Wij zijn mensen. Laten we blij zijn en leven.

p.s. voor deel 2 van deze preek heb ik vooral veel gehad aan A.F. Troost, Praten met Prediker. Wat mij betreft een aanrader om te lezen.