Nadat ik gisteren heb geblogd over de grote verdrukking, nu iets over de kosmische tekenen die de wederkomst zouden aankondigen.
“De Bruin verwijt ons dat we
iets verwachten wat het Nieuwe Testament en Jezus zelf niet verwachten. Maar
Jezus heeft uitgebreid gesproken over het einde van alle dingen. Hij noemde
tekenen aan de zon en de maan, de evangelieverkondiging aan alle volken.” Aldus
Henk Poot. Op die tekenen aan zon en maan wil ik ingaan. En als lange toegift
zeg ik dan ook iets over het teken van de Mensenzoon.
Tekenen aan zon, maan en sterren
Ik heb geen idee op welke wijze Henk Poot deze tekenen
momenteel in vervulling ziet gaan. Vorig jaar hoorde ik een theorie dat een
paar maansverduisteringen binnen twee jaar erop zouden duiden dat er ‘iets met
Israël gaat gebeuren’. Maar Matteus 24:29 klinkt heel wat definitiever dan een
paar maansverduisteringen. Het gaat over een totale wankeling van alles in de
hemelsferen. Maar wat bedoelt Jezus als hij op die manier spreekt?
In het verleden heb ik uitgebreid over dit punt geschreven.
Daarom kan ik het nu kort doen. In Jesaja 13 lezen we hoe Gods oordeel over
Babylon komt. Jesaja noemt het de “dag van de HEER, de dag van de ondergang”
(Jes. 13:6). Vervolgens beschrijft hij realistisch welke angst en schrik er
over de inwoners van Babylon komt. Maar dan vervolgt hij met:
De sterren aan de hemel geven geen licht meer, sterrenbeelden doven uit, de zon is verduisterd als ze opkomt, het licht van de maan is verdwenen. (Jes. 13:10)
Nu, Babylon is gevallen, maar de zon schijnt nog steeds.
Daarom moet er in dit soort teksten wat anders aan de hand zijn. Het spreken
over vallen van zon, maan en sterren behoort tot het dichterlijk-apocalyptische
taalgebruik om aan te geven dat er wereldschokkende gebeurtenissen (gaan)
gebeuren. Ongeveer zoals wij spreken over een politieke aardverschuiving.
Dat is precies wat er aan de hand is in het jaar ’70.
Jeruzalem valt, de tempel gaat in vlammen op, een tijdperk van hoop en
verwachting gaat in vlammen op en een tempelloos tijdperk treedt aan. Wie iets
weet van het vroege jodendom weet hoe groot de schok was en hoe lang de
verwerking van die schok duurde.
Het teken van de mensenzoon
Jezus vervolgt zijn rede met:
Dan zal het teken van de Mensenzoon verschijnen aan de hemel, en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels. (Mat. 24:30)
Ik heb dit lang gelezen als een aankondiging van het laatste
oordeel. En daar had ik dan direct de vraag bij: hoe komt het dat dat niet
direct na het jaar ’70 is gebeurd? Terwijl Jezus het wel in zijn eigen
generatie verwachtte (Matt. 24:34). Lang heb ik het gelezen als dat Jezus zich
in elk geval qua tijdsduur heeft vergist, en vanuit vers 36 (de zoon kent het
moment niet) vond ik dat ook wel te verdedigen.
Toch geloof ik nu dat ook dit vers in het jaar ’70 vervuld
is. En dat komt door de duidelijke toespeling die er in deze tekst ligt op
Daniël 7:13-14.
In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een zoon van een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen.
Daniël 7 is één van de ingewikkeldste hoofdstukken uit de
Bijbel. Het hoofdstuk is te lezen tegen de achtergrond van het schrikbewind van
Antiochus Epifanes in 168 voor Christus, die Jeruzalem overheerste en zelfs een
beeld van Zeus in de tempel liet plaatsen. Het boek Daniël maakt gebruik van
een literaire techniek waarbij gewone gebeurtenissen op de aarde weerspiegeld
worden in gebeurtenissen in een hemels visioen. Zo ziet hij in het visioen
dieren (vers 1-8), die in werkelijkheid koningen zijn (vers 17). En aan het
eind van zijn visioen ziet hij dan iemand die eruit ziet als een zoon van een
mens. In werkelijkheid gaat dat echter niet om één persoon, maar om “de
heiligen van de hoogste God, die het koningschap ontvangen” (vers 18). De
boodschap van Daniël 7 is tamelijk eenvoudig: Antiochus (het vierde dier) gaat
voor eeuwig te gronde, en degenen uit Israël die trouw zijn aan God zullen voor
altijd regeren. God stelt de verdrukte Joden in het gelijk en zij krijgen de
regering over hun stad en tempel terug.
Het teken van de Mensenzoon in Matteus 24:30 hebben we tegen
deze achtergrond te verstaan. Het gaat daar niet om de wederkomst van Jezus,
maar veel meer om het feit dat Hij en de Zijnen door God in het gelijk worden
gesteld. Zij, en niet het broeierige en opstandige Jeruzalem, stonden aan de
goede kant van de geschiedenis.
Ik zeg het bewust op deze manier. Want we moeten deze hele
rede van Jezus blijven verstaan tegen de achtergrond van zijn laatste week in
Jeruzalem. Velen in Jeruzalem verwachten een Messias die legers zal aanvoeren
om de Romeinen te verjagen (Marc. 11:10). Daartegen preekt Jezus als Hij in
vers 5 en 23 tegen valse Messiassen preekt. Verder heeft Jezus in Jeruzalem
geconstateerd dat het tempelsysteem zo onvruchtbaar is als een vijgenboom
zonder vrucht (Mat. 21:18-22). En alle gelijkenissen die Hij vervolgens
uitspreekt vormen een felle aanklacht tegen de Joodse leiders over de manier
waarop zij Gods koninkrijk en tempel beheren (Mat. 21:23-22:14). Zijn discussies met de
joden eindigen in de lange strafrede over de Farizeeën en Schriftgeleerden,
waaruit blijkt dat Jeruzalem zich uiteindelijk tegen Gods Gezondene zal keren
(Mat. 23).
Uit alles bleek dat ze niets begrepen van de manier waarop
God zijn Messias koning over Israël wilde laten zijn. Namelijk niet door de
wapens op te nemen, maar door te sterven.
Jezus kondigt de oordelen over Jeruzalem niet aan als iets
waar hij van geniet. Maar als een noodlottig gevolg van de eigen keuze om Gods
weg niet te herkennen (Mat. 23:37). Jezus’ profetie over Jeruzalem is daarom
misschien niet eens te zien als een bovennatuurlijk inzicht in de loop der
geschiedenis, maar gewoon als een vooruitziende blik: de geest die in Jeruzalem
heerste moest wel leiden tot die noodlottige opstand die leidde tot de val van
de stad in het jaar ’70. Geweld roept geweld op.
Een paar dagen na deze woorden geeft Jezus zijn leven en God
geeft het Hem terug. Hij krijgt van God alle macht in hemel en op aarde (Mat.
28:28; vgl. Mat. 24:30). Ruim 30 jaar later komen de Joden in opstand. Ze nemen
het leven van de Romeinen en hun leven wordt genomen. Jeruzalem valt. Beide gebeurtenissen
samen zeggen: de manier van Jezus is de goede manier, Hij is de geliefde Zoon,
door wie God zijn plan uitvoert. Hij, en degenen die Hem volgen, zijn door God in
het gelijk gesteld.
(De volgende keer dan toch echt iets over de verkondiging van het evangelie aan alle volken)