Het Nieuwe Testament ken slechts één kerk. Dat is een
principieel gegeven. Er kan maar één kerk zijn omdat er één Heer is. De
nieuwtestamentische kerkleer is stevig verankerd in de leer over Christus. Met
zijn bloed heeft Hij voor God mensen gekocht uit alle landen en volken, en Hij
heeft daar voor God één koninkrijk uit gevormd (Opb. 5:9-10). De eenheid is ook
urgent. Dat blijkt uit het gegeven dat vrijwel alle brieven van Paulus gaan
over het bewaren van de eenheid. Steeds wordt de roep om eenheid gefundeerd in
het evangelie: jullie hebben één Heer, jullie zijn allemaal door zijn ene offer
gered én tot een eenheid gevormd en geroepen. Er ligt dus een rechtstreekse
lijn tussen de juiste beleving van het evangelie en de roeping tot eenheid.
De vroege kerk heeft de principiële eenheid van de kerk
vastgelegd in belijdenissen. De duidelijkste belijdenis is die van Nicea die
van de kerk zegt: zij is één, heilig, katholiek en apostolisch. Vier woorden
die elkaar wederzijds aanvullen en het beeld schetsen van een gemeenschap die
geroepen is uit de wereld (heilig), gefundeerd op het apostolisch onderwijs
aangaande Christus (apostolisch), tijd- en plaatsoverstijgend (katholiek) en
daarom principieel één. Er kunnen niet meerdere heilige, katholieke, apostolische
kerken zijn. De eenheid van de kerk zit in het hart van haar identiteit. En dat
komt doordat de ene Heer in het hart van haar identiteit staat.
Sinds de eerste kerkscheuringen bestaat er iets wat principieel
niet kan bestaan: meerdere kerken. Er zijn conflicten in het lichaam van
Christus zo uit de hand gelopen dat het gevolg is dat christenen elkaar
wederzijds hebben uitgesloten van het lichaam van Christus. Geen van de kerken
heeft de eenheid bewaard en daarom kan geen van de kerken zich katholiek noemen,
alle kerken zijn afgeweken van het apostolische onderwijs (die de eenheid van
de kerk veronderstelt) en de heiligheid van de kerk, die erin bestaat dat ze
het ene volk van God is, bestaat niet meer.
De huidige kerkelijke situatie laat zich daarom het best typeren
als een Babylonische ballingschap: weg uit het beloofde land vanwege onze
zonde. En de huidige kerkverbanden hebben alleen bestaansrecht als zij zichzelf
zien als een noodverband: een tijdelijk verband van kerken om in de
ballingschap te overleven totdat de eenheid weer teruggevonden is.
Kerkverbanden ontlenen hun identiteit dus aan de diepe wens om zichzelf te
kunnen opheffen bij het opgaan in een groter geheel.
Dit geldt dus ook voor een gereformeerde kerk die voluit
kerk wil zijn. De vier elementen van Nicea zijn het hart van haar identiteit,
en met vreugde zal zo’n gereformeerde kerk alles wat niet tot dat hart behoort
prijsgeven vanwege eenheid met andere kerken.
Hoe verdrietig anders is de huidige opstelling van de
Christelijke Gereformeerde Kerken, waar ik toe behoor. Met schaamte schrijf ik
erover omdat het lijkt alsof de beleving van kerkverband als noodverband
helemaal weg is ten gunste van een beleving waarbij het ‘eigene’ van de CGK
wordt benadrukt als iets dat beschermd moet worden tegen anderen. Het negatieve
besluit van de synode over de Gereformeerde Theologische Universiteit (GTU) is formeel niet genomen vanwege deze
eigenheid. Maar in de wandelgangen speelt het een grote rol. Opvallend is dat
de synode geen hand meer uitsteekt naar de partners in deze samenwerking om een
andere weg te vinden om de opleiding samen te doen.
Nu is er met iets eigens als zodanig niks mis. Maar de CGK
is het eigene gaan koesteren als iets dat tot het hart van haar identiteit
behoort en dat tegen het samengaan met andere kerken beschermd moet worden. En
daarmee is het kerkverband een principiële grens overgegaan. Niet de vier
elementen van Nicea vormen het hart van haar identiteit, maar er is iets
bijgekomen dat als een koekoeksjong de andere dingen uit het nest dreigt te
werpen.
Het duidelijkst is dat zichtbaar in het synodebesluit over
de afvaardiging van niet-christelijk-gereformeerde ambtsdragers naar de
classis. In dat besluit is binnenkerkelijke eenheid tot een zelfstandig principe
verheven. Dus kerkelijke eenheid (waar binnenkerkelijke eenheid uiteraard
onderdeel van is) is niet het enige principe, maar er is een tweede principe
bijgekomen, binnenkerkelijke eenheid, dat nu op papier evenveel gewicht krijgt
als kerkelijke eenheid. De gevolgen van die stap zijn direct zichtbaar geworden.
De synode is in de besluitvorming over dit aangelegen punt namelijk over ‘botsende
principes’ gaan spreken. Dus het principe binnenkerkelijke eenheid ‘botst’ nu
met het principe kerkelijke eenheid. En op basis daarvan wordt een besluit
genomen over de samenwerking met andere kerken dat maar één kant kan opvallen,
namelijk: de rem er op. In de praktijk blijkt binnenkerkelijke eenheid zwaarder
te wegen dan kerkelijke eenheid. Vanaf nu kan elke minderheid die zicht
bezwaard voelt door eenheid met andere kerken zich op de binnenkerkelijke
eenheid beroepen en het samenwerkingsproces blijvend onder druk zetten.
Hier gebeurt iets wat principieel onjuist is. Als we
namelijk belijden dat de kerk één, heilig, apostolisch en katholiek is, dan is
er maar één eenheid. Die van de kerk. Als je constateert dat de eenheid met
andere kerken een principiële zaak is (zoals de synode terecht doet), dan hebben
mensen die daar moeite mee hebben een geestelijk probleem, en dáár moet wat aan
gedaan worden. Maar als je van binnenkerkelijke eenheid een apart principe
maakt ontstaat er ruimte om die ongeestelijke moeite blijvend een reden te
laten zijn om de samenwerking met andere kerken tegen te houden.
In de kerkelijke eenheid gaat het uiteindelijk om de eenheid
van Christus. De dringende vraag aan de CGK is nu: zijn we bereid om Zijn
eenheid het hart van onze identiteit te laten uitmaken?
Naschrift: ik kreeg van verscheidene kanten de reactie dat 'wandelgangen' als basis voor mijn opvatting over het GTU-besluit van de christelijk-gereformeerde synode niet zo stevig is. Omdat het complete besluit nog niet gepubliceerd is, en de bespreking achter gesloten deuren was, kan ik inderdaad niet volledig en in alle nuance overzien wat de werkelijke reden voor dit besluit is geweest, en bestaat de kans dat ik de broeders ter synode geen recht heb gedaan. Wat ik schrijf over de wijze waarop de CGK omgaan met de 'eigenheid' en binnenkerkelijke eenheid is iets waar ik nog steeds achter sta, maar de link met het GTU-besluit is te voorbarig geweest.
Naschrift: ik kreeg van verscheidene kanten de reactie dat 'wandelgangen' als basis voor mijn opvatting over het GTU-besluit van de christelijk-gereformeerde synode niet zo stevig is. Omdat het complete besluit nog niet gepubliceerd is, en de bespreking achter gesloten deuren was, kan ik inderdaad niet volledig en in alle nuance overzien wat de werkelijke reden voor dit besluit is geweest, en bestaat de kans dat ik de broeders ter synode geen recht heb gedaan. Wat ik schrijf over de wijze waarop de CGK omgaan met de 'eigenheid' en binnenkerkelijke eenheid is iets waar ik nog steeds achter sta, maar de link met het GTU-besluit is te voorbarig geweest.
N.b. over het besluit om niet-christelijk-gereformeerde ambtsdragers niet naar de classis af te vaardigen schreef ik al eerder.