“Ik probeer alle artikelen waarin de combinatie van “kerk” en “moet” staat niet te lezen. Het zuigt je leeg...” postte ik onder een bericht van een collega die verwoordde dat de kerk in coronatijd ook weer zo veel moet.
Nog tijdens de eerste schok die corona teweeg bracht kwamen
er allerlei berichten voorbij waarin mensen vonden dat “de kerk” “juist nu” “moet”
en dan volgde er iets van huisgodsdienst/kleine groepen/omzien naar elkaar/de
samenleving in/relevant zijn.
Ook in het niet-coronatijdperk regent het trouwens van zulke
berichten. Meermalen heb ik zelfs overwogen om mijn abonnement bij het
Nederlands Dagblad op te zeggen. Terwijl ik het een heerlijke krant vind wat
nieuws en achtergrond betreft, frustreert het kerknieuws me elke week wel een
paar keer. Omdat de kerk zoveel moet. Bij mij als dominee zorgen zulke
berichten bijna altijd voor schuldgevoel en vrijwel nooit voor enthousiasme.
Omdat de kerken die ik dien in de praktijk overspannen clubjes zijn, waarin een
krimpende groep mensen een groeiend aantal taken verricht. Een kleine
inventarisatie in eigen gemeente leert dat in onze gemeente van zo’n 220 leden
er 140 opgeschreven taken zijn, en nog een onbekend aantal kleinere onbeschreven
taken.
Daarbij komt dat de kerk door de doorgaande krimp in een
soort stress-toestand zit: de krimp moet toch een oorzaak hebben, en met de
juiste aanpak moeten we wel weer groeien. Met als gevolg dat er steeds meer
hoge idealen aan het kerk-zijn worden gehangen, met bijbehorende hoge eisen qua
gemeenschapsleven, missionair zijn en discipelschap. Met als grootste gemene
deler dat de kerk relevant moet zijn. De kerk moet van alles, alleen is er vrijwel
niemand die nog meer kan doen.
De afgelopen weken ben ik in eigen gemeente meerdere mensen
tegengekomen die opbiechtten dat ze het heerlijk vinden dat de kerk even op een
heel laag pitje staat. Even geen kindernevendienst leiden, even niet de druk om
kringen te bezoeken, even niks anders dan eens per week de livestream aanzetten…
De coronacrisis als moment om geestelijk even op adem te
komen dus. Een kerkzijn dat even uit niets anders bestaat dan wekelijks een
dienst volgen. Een soort sabbatsjaar voor de kerk.
Want de realiteit van de kerk is dat ze bevolkt wordt door
mensen die drukke levens hebben. Mensen met anderhalf tot twee banen om de
hypotheek te kunnen betalen. Gewone banen, zoals in het onderwijs, die ook in
de avond nog heel wat uren vergen. Gezinnen met kinderen die nog wat sporten en
een sociaal leven proberen te hebben.
Richting een kerk die bestaat uit gewone iets te drukke
mensen die in hun beperkte vrije tijd ook nog een taak in de kerk hebben steeds
een boodschap uit te zenden dat de kerk meer “moet” is onbarmhartig. De kerk moet
namelijk helemaal niks. De kerk moet zelfs niet relevant zijn. Een van de
mooiste metaforen van de kerk in het Nieuwe Testament is die van de bruid.
Geliefd door de bruidegom. Omdat ze gered is en gereinigd en daarom mooi en
goed in zijn ogen. Wie heeft eigenlijk bedacht dat deze bruid relevant moet
zijn? Een huisvrouw moet misschien relevant zijn en wordt mogelijk afgerekend
op haar huishoudelijke taken. Maar een bruid is geliefd en mooi in de ogen van
de bruidegom. Haar enige relevantie is dat ze er is en dat ze geliefd is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten