zondag 10 augustus 2014

Prediker 1:1-11 - Alles is niks

Alles is niks, dat is de ouverture van het boek Prediker. Een briesje, een zuchtje, en dat in de overtreffende trap.

Hoezo, alles is niks? Ik heb een vrouw, kinderen, werk, in mijn ogen zinvol werk. Ik hoop iets goeds na te laten aan het christendom, de kerk, de wereld… Ik wil niet dat mijn leven tevergeefs is. Mensen willen een spoor nalaten in de geschiedenis, daarom maken ze kunst, muziek, daarom proberen ze wereldrecords te vestigen, daarom gaan ze de politiek in…

Prediker verklaart al dat werken tot zwoegen: het woord voor werken dat direct de pijn en het verdriet dat het met zich meebrengt in zich draagt. Het gaat zo moeizaam, is zo frustrerend… Maar, geen voordeel, tevergeefs? Ik mag hopen van niet. Hoe komt hij daarbij?

Ik kan me nog goed herinneren dat ik op school de waterkringloop uitgelegd kreeg. Het fascineerde me. Water dat naar de zee stroomt, onderweg al deels verdampt, en uiteindelijk in zee in grote hoeveelheden de lucht in gaat, ijs dat vervluchtigt, en dat alles komt vervolgens als neerslag terug op aarde: sneeuw, regen, hagel. Het verzamelt zich in rivieren, na soms jaren in een gletsjer gelegen te hebben, en keert opnieuw terug naar zee. Eindeloos gaat het door.

Op diezelfde manier komt iedere dag de zon  op, trekt haar baan langs de hemel, en haast zich dan met de tong uit de mond weer naar de plek waar ze opnieuw op zal gaan. Altijd weer terug naar het begin. Dat geldt ook van de wind. Altijd maar aan het draaien en waaien, maar ze komt altijd weer terug waar ze begon. Een eindeloze kringloop, een eindeloos raderwerk wat het leven in standhoudt. Alles beweegt en alles blijft hetzelfde.

En in dat eindeloze raderwerk wisselen de generaties zich af. De kringloop van het leven: geboren worden, voortplanten, sterven, gaat even eindeloos door. En ondertussen verandert er niks.

De mens staat niet boven het raderwerk, de mens vindt zijn plaatsje in het raderwerk en draait vrolijk of minder vrolijk mee. De mens heeft geen grip op de raderen. De wereld is een herhaling van steeds hetzelfde toneelspel, alleen de acteurs wisselen. Maar ze lijken zo veel op elkaar, te veel…

De mens leeft, de mens sterft, en de wereld draait door…

De wereld draait door, je zou er moe van worden. Dit weekend begint het voetbalseizoen. Er worden 34 wedstrijden gespeeld. En je hebt een winnaar. Volgend jaar weer. Dan met een andere winnaar, of dezelfde.
In Nederland kennen we eens in de zoveel tijd (liefst 4 jaar) verkiezingen. Je hebt een campagne, er worden dingen beloofd. Dan zijn er verkiezingen. Een kabinetsformatie. Een nieuwe MP. Er wordt een paar jaar geregeerd. Beloften worden verbroken. En er zijn weer verkiezingen.

Iedere dag valt de krant op de mat. Vers nieuws. Maar het gaat altijd over de economie, of over oorlog. Nu eens hier, dan weer daar. Het nieuws is in grote lijnen hetzelfde. Alleen de acteurs wijzigen.
De zomervakantie is bijna voorbij, een maand later is het startzondag. Kerkelijke activiteiten beginnen. Ondertussen bereiden we ons al zoetjesaan voor op kerst. Vrij snel na kerst is het pasen, hemelvaart, pinksteren, en het is al weer zomer.

Je kunt blijven kijken, luisteren, praten. Je komt er nooit mee klaar. Je wordt er doodmoe van, en wat haalt het uit.

Soms is er iets nieuws: telefoon, radio, internet. Maar als je goed kijkt blijkt het nieuwe altijd weer een variant van op het oude te zijn. Iets wat je bedenkt blijkt ook al eens door een ander bedacht te zijn. Iets wat je meemaakt blijkt ook al door anderen meegemaakt te zijn. Soms zelfs al eeuwen en eeuwen lang.

Ik ben vader, hoop grootvader te worden en misschien mijn achterkleinkinderen te zien. Maar dan zijn mijn dochters al weer oma. Nog een generatie verder is er misschien nog de gedachte aan mij, maar al spoedig ben ik vergeten. Zoals ik mijn eigen overgrootvader me enkel nog vaag vanaf een foto herinner. Iedereen zal worden vergeten. En als het jaar 2300 aanbreekt zijn mijn achterkleinkinderen ook al weer vergeten.

Als mens ben ik onderworpen aan het altijd doorgaande raderwerk dat wereld heet. Ik kan er binnen bewegen, maar er niks wezenlijks aan veranderen. Ik kan zelf niet bij de knoppen van het leven, ook niet van mijn eigen leven. Het leven is snel voorbij, dan is de herinnering uitgewist, en de wereld draait door…

Wat heb ik dan aan alles wat ik doe? Ik begin de Prediker geloof ik te begrijpen.
Waarom maak ik me dan zo druk? Waarom lig ik wakker van mijn werk? Waarom ben ik bezig met het verwekken en laten opgroeien van een nieuwe generatie? Alles is niks, vermoeiend, oud…

Maar goed, ik lees de Bijbel juist voor een stukje zingeving in mijn leven. Daarom ga ik ook naar de kerk. Niet om te horen dat alles zinloos is. Maar om evangelie te horen. Evangelie: goed nieuws, iets NIEUWS dus. Overwinning op de dood, en daardoor in elk geval niet dat pessimistische gedoe over alles blijft altijd hetzelfde. En ook al leefde de Prediker voor Jezus, hij kon toch ook weten dat de wereld een kop en een staart heeft, dat God in het begin schiep en aan het eind zal oordelen, dat niet alles een herhaling van het oude is?

Ach, is het evangelie onderhand ook geen oud nieuws? We vieren het jaar na jaar. In de eindeloze kringloop van kerst, Pasen, Pinksteren en opnieuw kerst. En wat is er nu helemaal veranderd in de 2000 jaar dat we dat doen? Die vragen, die lastige mensen soms stellen, die ik als gelovige het liefst wegdruk, Prediker confronteert me er genadeloos mee. En ik heb even geen antwoord.

Maar is de Prediker serieus niet te negatief over de mens? De Bijbel kent toch ook het perspectief van Psalm 8, waar de mens bijna Goddelijk is, over alles regeert en wel degelijk aan de knoppen zit?

Ja, dat perspectief kent de Bijbel ook. Maar die psalm slaat wel de toon van de verwondering aan: “Als ik de hemel, zon, maan en sterren zie, dan kan ik bijna niet begrijpen dat U naar de mens omziet, en al helemaal niet dat U de mens bijna Goddelijk hebt gemaakt.” De mens is in vergelijking met die hemellichamen zo klein, de mens leeft in het ondermaanse, “onder de zon”. En dan zijn we terug in Prediker 1: onder de zon is onze plek. God is boven de zon, Hij bestuurt en ziet alles. Mijn mogelijkheden zijn beperkt, mijn blik is beperkt. Mijn aandeel is zwoegen, zonder dat ik weet of het wat oplevert. Ik kan in elk geval geen toren tot in de hemel bouwen. En daarom kan ik maar beter mijn plek weten en niet te hoog van de toren blazen. Jezus spreekt niet voor niks de armen van geest zalig. 

God is in de hemel, jij bent op de aarde. Ken je plek. Maak je niet te druk, te groot, te belangrijk…

1 opmerking: