Op de ambtsdragersconferentie van de CGK zette prof. dr.
Herman Selderhuis de toon door te stellen dat samenwerkingsgemeenten die
vrouwelijke ambtsdragers aanstellen zich feitelijk buiten het kerkverband
plaatsen. Die roep vindt nogal stevig weerklank in een deel van onze kerken.[1]
Openlijk wordt de synode opgeroepen om stappen te zetten die tot een nieuwe
scheur zullen leiden.[2]
Als deze roep maar vaak genoeg wordt herhaald neemt de kans ook toe dat het
daadwerkelijk gaat gebeuren. Dat zou heel verdrietig zijn. In een paar blogs wil
ik hierover wat gedachten op een rij zetten.
De basis voor de roep van Selderhuis is een vrij eenvoudige visie op het kerkrecht: je maakt als kerken afspraken, daar houd je je aan, en anders doe je niet meer mee. In De Wekker van 7 juni zette Selderhuis zijn visie op het kerkverband nog eens uiteen:
“Uitgangspunt van een kerkverband is wel dat de kerk plaatselijk is en dat de Schrift geen enkele kerk verplicht lid van een kerkverband te zijn, maar geestelijke eenheid brengt wel bij de plicht en roeping elkaar te dienen. Plaatselijke kerken treden vrijwillig tot een kerkverband toe en stemmen door toetreding met de bestaande regels in. Toetreding betekent in het gereformeerde kerkrecht ook dat een gemeente vrijwillig een deel van haar zelfstandigheid afstaat, doordat ze instemt met de regel dat besluiten die bij meerderheid genomen worden ook door de minderheid geaccepteerd worden.”
Als ik Selderhuis goed begrijp is een kerkverband een soort
van democratie, die zich vormt als er een aantal plaatselijke kerken zijn die
zich geestelijk voldoende op één lijn bevinden. En als je je niet meer
voldoende op één lijn bevindt dan kun je als plaatselijke kerk weer losmaken
uit die democratie en in vrijheid je weg vervolgen, zoveel mogelijk als goede
vrienden.
Ik denk dat deze visie zowel kerkhistorisch, confessioneel
als Bijbels niet juist is. Er is in de geschiedenis van de gereformeerde kerken
nooit een moment geweest dat losse plaatselijke kerken er voor kozen om vanaf
nu samen een kerkverband te gaan vormen omdat ze zich geestelijk in elkaar
herkenden.[3]
De gereformeerde kerkverbanden, inclusief de nationale kerken ten tijde van de
Reformatie, zijn alle ontstaan uit pijnlijke kerkscheuringen. Dat die
kerkscheuringen zoveel pijn deden heeft er mee te maken dat er geen vrienden
uit elkaar gingen, maar dat er een lichaam scheurde, het lichaam van Christus.
Als je die kerkscheuringen door de geschiedenis heen in omgekeerde richting volgt
kom je uiteindelijk bij de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk van
Nicea. Principieel kan er maar één kerk zijn.
Dat is ook de taal van de gereformeerde confessie zoals we
die horen in Artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Midden in het
kerkelijke trauma van de reformatie klinkt daar helder en duidelijk dat er maar
één Kerk kan zijn. De belijdenis doelt daar niet op de onzichtbare ware Kerk[4],
maar op de zichtbare Kerk. De vraag is voor de NGB dan ook vooral wélke Kerk de
ware Kerk is. Dat is volgens de NGB de Kerk van de reformatie. De kerk van Rome
is de valse kerk, en de overige ‘kerken’ noemt de belijdenis onder de titel
sekten. Dat het, nu we talloze kerksplitsingen verder zijn, ingewikkeld is om
onbekommerd de NGB na te spreken lijkt me helder. Maar de uitspraak dat er principieel
maar één Kerk kan zijn lijkt me Bijbels gefundeerd.
Het Nieuwe Testament kent maar één kerk. Rond Christus vormt
zich door de heilige Geest te Jeruzalem één gemeenschap die zich vervolgens
door zendingswerk tot aan de einden der aarde verspreidt, maar toch één blijft.
Want door bij Christus te horen, hoor je bij het ene lichaam. Daar zit ook in
het Nieuwe Testament al een organisatorische kant aan. Denk aan het
apostelconvent in Handelingen 15 waarbij alle kerken inzake een belangrijk
vraagstuk, geleid door de Geest, eenparig één lijn trekken. Denk aan het
gegeven dat de apostelen in elke gemeente oudsten aanstellen of laten
aanstellen. Denk aan de vele brieven van o.a. Paulus om de gemeenten bij de ene
Heer te bewaren. In geen van die brieven klinkt ook maar de geringste suggestie
dat je als plaatselijke kerk net zo goed los kunnen zou staan dan het geheel.[5]
Ondertussen hebben we in de huidige situatie, met tal van
kerkverbanden, alleen al op gereformeerd terrein, wel een flink hermeneutisch probleem.
Ik vind het onmogelijk om met de NGB in artikel 29 nog langer te zeggen dat ik
behoor tot de ware kerk c.q. dat de CGK de ware kerk is. Dat beweren zou
getuigen van zo’n hoogmoed en diskwalificatie van zoveel broeders en zusters
dat het niet in me opkomt om het zelfs maar te overwegen. Tegelijk constateer
ik dat er principieel maar één kerk kan zijn.
In een eerdere blog schreef ik dat de ene kerk niet meer
bestaat. En dat de huidige kerkverbanden alleen bestaansrecht hebben als ze
zich zien als tijdelijke noodverbanden.[6]
Dat in het DNA van elk kerkverband het diepe verlangen hoort te zitten om zich
zelf op te heffen bij het opgaan in een groter geheel. Bij zo’n kerk, die
ondanks haar kleine omvang voluit katholiek-gereformeerd gelooft, hoort dat we
elkaar alleen in wezenlijke zaken binden en als kerken niet over elkaar
heersen.[7]
Bij het besef dat je onderweg bent om jezelf op te heffen hoort de houding om alleen
de meest wezenlijke zaken vast te leggen. De katholiek-gereformeerde kerkleer
heeft het daarom in zich om veel ruimte te bieden aan diversiteit. Juist vanuit
het besef dat opnieuw een scheur het lichaam van Christus nog verder verdeelt.
Toch is de tendens in onze kerken momenteel om die ruimte niet te bieden en dat
vervult me met zorg.
Ik ga er vanuit dat Selderhuis in zijn artikel de kerkrechtelijke
situatie van ons kerkverband goed weergeeft. En ik ga er vanuit dat het
werkelijk mogelijk is dat ons kerkverband besluit om kerken met vrouwelijke
ambtsdragers niet meer tot vergaderingen toe te laten en hen zo feitelijk uit het kerkverband zet. Maar het is
ook wel goed om te beseffen dat de CGK daarmee zouden uitspreken dat de
opvatting over de positie van de vrouw wezenlijk tot het belijden van de kerk
behoort en dus een kerkscheuring waard is. Ik hoop en bid dat die keuze niet
gemaakt gaat worden.
In een volgend blog wil ik ingaan op de vraag hoe hard de
uitspraak dat kerken die zich niet houden aan afspraken zich feitelijk buiten het kerkverband plaatsen in
werkelijkheid is.
[1] Ik denk
aan het artikel van ds. Pieter de Boer https://www.rd.nl/opinie/vrouw-in-ambt-geen-middelmatige-zaak-1.1574540
en ook aan de berichten over de ambstdragersconferentie van stichting Bewaar het
Pand.
[3] Wellicht
dat dit bij evangelische kerken wel gebeurt. Hun ecclesiologie lijkt dan m.i.
ook sterk op de weergave van Selderhuis.
[4] Op basis
van alleen artikel 27 zou je wel kunnen denken dat de ene kerk volgens de NGB
vooral onzichtbaar is.
[5] Ik
verwijs hier graag naar het blog van Bert Loonstra die hetzelfde constateert http://www.bertloonstra.nl/blog/selderhuis-over-de-bijbel-en-het-kerkverband/
[6] Ik besef
heel goed dat dit nogal counter-cultural is in een tijd waarin veel christenen
meerdere kerkverbanden als een luxe ervaren, en ‘kiezen wat bij hen past’. Nu
zou er ook in een ongedeelde kerk heel veel diversiteit moeten kunnen zijn, met
meerdere signaturen in één woonplaats. Een verenigde kerk wordt hoe dan ook een
bredere kerk.
[7] Dit is
iets wat Selderhuis ook schrijft. En ik denk dat hij er gelijk in heeft dat de
reformatorische nadruk op de vrijheid van de plaatselijke gemeente een belangrijke
correctie is op de Rooms-katholieke kerkleer en praktijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten