woensdag 19 juni 2019

De situatie in de CGK (1) visie op de kerk


Op de ambtsdragersconferentie van de CGK zette prof. dr. Herman Selderhuis de toon door te stellen dat samenwerkingsgemeenten die vrouwelijke ambtsdragers aanstellen zich feitelijk buiten het kerkverband plaatsen. Die roep vindt nogal stevig weerklank in een deel van onze kerken.[1] Openlijk wordt de synode opgeroepen om stappen te zetten die tot een nieuwe scheur zullen leiden.[2] Als deze roep maar vaak genoeg wordt herhaald neemt de kans ook toe dat het daadwerkelijk gaat gebeuren. Dat zou heel verdrietig zijn. In een paar blogs wil ik hierover wat gedachten op een rij zetten.  

De basis voor de roep van Selderhuis is een vrij eenvoudige visie op het kerkrecht: je maakt als kerken afspraken, daar houd je je aan, en anders doe je niet meer mee. In De Wekker van 7 juni zette Selderhuis zijn visie op het kerkverband nog eens uiteen:
“Uitgangspunt van een kerkverband is wel dat de kerk plaatselijk is en dat de Schrift geen enkele kerk verplicht lid van een kerkverband te zijn, maar geestelijke eenheid brengt wel bij de plicht en roeping elkaar te dienen. Plaatselijke kerken treden vrijwillig tot een kerkverband toe en stemmen door toetreding met de bestaande regels in. Toetreding betekent in het gereformeerde kerkrecht ook dat een gemeente vrijwillig een deel van haar zelfstandigheid afstaat, doordat ze instemt met de regel dat besluiten die bij meerderheid genomen worden ook door de minderheid geaccepteerd worden.”
Als ik Selderhuis goed begrijp is een kerkverband een soort van democratie, die zich vormt als er een aantal plaatselijke kerken zijn die zich geestelijk voldoende op één lijn bevinden. En als je je niet meer voldoende op één lijn bevindt dan kun je als plaatselijke kerk weer losmaken uit die democratie en in vrijheid je weg vervolgen, zoveel mogelijk als goede vrienden.

Ik denk dat deze visie zowel kerkhistorisch, confessioneel als Bijbels niet juist is. Er is in de geschiedenis van de gereformeerde kerken nooit een moment geweest dat losse plaatselijke kerken er voor kozen om vanaf nu samen een kerkverband te gaan vormen omdat ze zich geestelijk in elkaar herkenden.[3] De gereformeerde kerkverbanden, inclusief de nationale kerken ten tijde van de Reformatie, zijn alle ontstaan uit pijnlijke kerkscheuringen. Dat die kerkscheuringen zoveel pijn deden heeft er mee te maken dat er geen vrienden uit elkaar gingen, maar dat er een lichaam scheurde, het lichaam van Christus. Als je die kerkscheuringen door de geschiedenis heen in omgekeerde richting volgt kom je uiteindelijk bij de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk van Nicea. Principieel kan er maar één kerk zijn.

Dat is ook de taal van de gereformeerde confessie zoals we die horen in Artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Midden in het kerkelijke trauma van de reformatie klinkt daar helder en duidelijk dat er maar één Kerk kan zijn. De belijdenis doelt daar niet op de onzichtbare ware Kerk[4], maar op de zichtbare Kerk. De vraag is voor de NGB dan ook vooral wélke Kerk de ware Kerk is. Dat is volgens de NGB de Kerk van de reformatie. De kerk van Rome is de valse kerk, en de overige ‘kerken’ noemt de belijdenis onder de titel sekten. Dat het, nu we talloze kerksplitsingen verder zijn, ingewikkeld is om onbekommerd de NGB na te spreken lijkt me helder. Maar de uitspraak dat er principieel maar één Kerk kan zijn lijkt me Bijbels gefundeerd.

Het Nieuwe Testament kent maar één kerk. Rond Christus vormt zich door de heilige Geest te Jeruzalem één gemeenschap die zich vervolgens door zendingswerk tot aan de einden der aarde verspreidt, maar toch één blijft. Want door bij Christus te horen, hoor je bij het ene lichaam. Daar zit ook in het Nieuwe Testament al een organisatorische kant aan. Denk aan het apostelconvent in Handelingen 15 waarbij alle kerken inzake een belangrijk vraagstuk, geleid door de Geest, eenparig één lijn trekken. Denk aan het gegeven dat de apostelen in elke gemeente oudsten aanstellen of laten aanstellen. Denk aan de vele brieven van o.a. Paulus om de gemeenten bij de ene Heer te bewaren. In geen van die brieven klinkt ook maar de geringste suggestie dat je als plaatselijke kerk net zo goed los kunnen zou staan dan het geheel.[5]

Ondertussen hebben we in de huidige situatie, met tal van kerkverbanden, alleen al op gereformeerd terrein, wel een flink hermeneutisch probleem. Ik vind het onmogelijk om met de NGB in artikel 29 nog langer te zeggen dat ik behoor tot de ware kerk c.q. dat de CGK de ware kerk is. Dat beweren zou getuigen van zo’n hoogmoed en diskwalificatie van zoveel broeders en zusters dat het niet in me opkomt om het zelfs maar te overwegen. Tegelijk constateer ik dat er principieel maar één kerk kan zijn.

In een eerdere blog schreef ik dat de ene kerk niet meer bestaat. En dat de huidige kerkverbanden alleen bestaansrecht hebben als ze zich zien als tijdelijke noodverbanden.[6] Dat in het DNA van elk kerkverband het diepe verlangen hoort te zitten om zich zelf op te heffen bij het opgaan in een groter geheel. Bij zo’n kerk, die ondanks haar kleine omvang voluit katholiek-gereformeerd gelooft, hoort dat we elkaar alleen in wezenlijke zaken binden en als kerken niet over elkaar heersen.[7] Bij het besef dat je onderweg bent om jezelf op te heffen hoort de houding om alleen de meest wezenlijke zaken vast te leggen. De katholiek-gereformeerde kerkleer heeft het daarom in zich om veel ruimte te bieden aan diversiteit. Juist vanuit het besef dat opnieuw een scheur het lichaam van Christus nog verder verdeelt. Toch is de tendens in onze kerken momenteel om die ruimte niet te bieden en dat vervult me met zorg.

Ik ga er vanuit dat Selderhuis in zijn artikel de kerkrechtelijke situatie van ons kerkverband goed weergeeft. En ik ga er vanuit dat het werkelijk mogelijk is dat ons kerkverband besluit om kerken met vrouwelijke ambtsdragers niet meer tot vergaderingen toe te laten en hen zo feitelijk uit het kerkverband zet. Maar het is ook wel goed om te beseffen dat de CGK daarmee zouden uitspreken dat de opvatting over de positie van de vrouw wezenlijk tot het belijden van de kerk behoort en dus een kerkscheuring waard is. Ik hoop en bid dat die keuze niet gemaakt gaat worden.   
  
In een volgend blog wil ik ingaan op de vraag hoe hard de uitspraak dat kerken die zich niet houden aan afspraken zich feitelijk buiten het kerkverband plaatsen in werkelijkheid is.




[1] Ik denk aan het artikel van ds. Pieter de Boer https://www.rd.nl/opinie/vrouw-in-ambt-geen-middelmatige-zaak-1.1574540 en ook aan de berichten over de ambstdragersconferentie van stichting Bewaar het Pand.
[3] Wellicht dat dit bij evangelische kerken wel gebeurt. Hun ecclesiologie lijkt dan m.i. ook sterk op de weergave van Selderhuis.
[4] Op basis van alleen artikel 27 zou je wel kunnen denken dat de ene kerk volgens de NGB vooral onzichtbaar is.
[5] Ik verwijs hier graag naar het blog van Bert Loonstra die hetzelfde constateert http://www.bertloonstra.nl/blog/selderhuis-over-de-bijbel-en-het-kerkverband/
[6] Ik besef heel goed dat dit nogal counter-cultural is in een tijd waarin veel christenen meerdere kerkverbanden als een luxe ervaren, en ‘kiezen wat bij hen past’. Nu zou er ook in een ongedeelde kerk heel veel diversiteit moeten kunnen zijn, met meerdere signaturen in één woonplaats. Een verenigde kerk wordt hoe dan ook een bredere kerk.
[7] Dit is iets wat Selderhuis ook schrijft. En ik denk dat hij er gelijk in heeft dat de reformatorische nadruk op de vrijheid van de plaatselijke gemeente een belangrijke correctie is op de Rooms-katholieke kerkleer en praktijk.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten