De vorige week verschenen Bijbel in gewone taal (BGT) maakte mij al enthousiast voordat ik hem uit het plastic had. Ik had al eens wat proefhoofdstukken gelezen en vond het eenvoudig en krachtig. Ik heb dan ook niet zoveel met het hoogkerkelijk dedain waarmee de BGT in bijvoorbeeld Trouw afgekraakt werd. Een hoogtepunt in de Bijbel is dat mensen het woord van God in hun eigen taal horen (Handelingen 2). Hoe meer een vertaling daaraan dienstbaar is, hoe beter.
Zelf heb ik afgelopen week de BGT op het bureau gehad bij het voorbereiden van de preek over Prediker 12. Toen viel me wel iets op. Namelijk dat de BGT wel heel veel exegese levert en soms niet meer vertaalt maar eerder een verklaring levert (al is de scheiding tussen die twee niet waterdicht). Neem bijvoorbeeld vers 3 en 4 in de BGT:
Straks ben je oud. Je handen gaan trillen en je benen gaan krom staan. je tanden vallen uit je mond. Je ogen zien niets meer. Je oren horen niet meer wat er buiten gebeurt. je stem is bijna niet meer te horen. Je hoort het geluid van de vogels niet meer.
De NBV vertaalt deze verzen als volgt:
De dag waarop de wachter trillend voor het huis staat, de soldaten kromgebogen voortgaan, de maalsters langzaamaan verdwijnen, de vrouwen het het venster staren en een schaduw lijken. Wanneer de deuren naar de straat worden gesloten, de molen geen geluid meer maakt, het fluiten van de vogels ijl van toon wordt, wanneer hun lied versterft.
De BGT is zonder meer helder. Duidelijker ook dan de NBV. Toch ervaar ik een probleem. De BGT vertaalt hier namelijk niet, maar verklaart. Het woord wachter kán nooit met hand vertaald worden, het woord maalster kán niet met tand weergegeven worden, enzovoort. Natuurlijk weet ik dat velen de opvatting huldigen dat Prediker in deze verzen in een allegorie spreekt waarbij de wachters verwijzen naar handen en de maalsters verwijzen naar tanden. Maar dat is een exegetische opvatting, die niet perse noodzakelijk is. Het punt is dat de tekst, zoals de NBV die weergeeft, zelf een duidelijke betekenis heeft. Vanmorgen in de preek heb ik dat zo weergegeven:
Een huis waarin alle activiteit wegvalt en het leven tot stilstand komt. Er staat een oude wachter voor het huis, hij beeft als een rietje. Bedienden, ooit in de bloei van hun leven, hebben een kromme rug gekregen en slepen zich voort. Sterke vrouwen die de maalsteen ronddraaien vallen een voor een weg, net zolang tot de overgebleven vrouwen de steen niet meer rondkrijgen en er maar mee stoppen. Oudere vrouwen zitten achter het venster en kijken naar buiten, maar hun ogen vervagen, ze zien bijna niets meer, ze zijn geen schim meer van wie ze eens waren. Als de avond valt worden de deuren van het huis gesloten, omgevingsgeluiden vervagen, vogels laten in de verte hun laatste lied horen, ijl en hoog, en het is voorbij. De nacht valt…
Vanuit de NBV is het prima mogelijk om te laten zien dat de verzen eventueel een dubbele bodem hebben. Uitleggen dat de wachter naar een hand verwijst, de maalster naar een tand, en de deuren naar de oren is eenvoudig. Maar andersom kun je vanuit de BGT vrijwel onmogelijk het oorspronkelijke beeld nog benaderen. Mijns inziens gaat de BGT hier te ver met het volgen van een bepaalde exegese en treedt er dus meer betekenisverlies op dan nodig. Dat is jammer. Ik ben eigenlijk wel benieuwd naar welke vertaalopvatting er achter deze keuze schuilgaat. Is het te verantwoorden? Wie het weet mag het zeggen.
Verder lees ik vrolijk door in de BGT, want hij leest als een trein.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten