Hierbij het beloofde vervolg op mijn blog van gisteren.
Zowel Henk Poot als Willem Glashouwer wijzen voor hun
verwachtingen aangaande het herstel van Israël op de grote rede die Jezus in
Matteus 24 houdt (vgl. Marc. 13 en Luk. 21). In mijn blog heb ik aangegeven dat
ik dat hoofdstuk lees tegen de achtergrond van de val van Jeruzalem in het jaar
70. Merkwaardig genoeg gaan beiden daar niet op in en doen ze niet anders dan teksten
uit die hoofdstukken noemen en die op onze tijd projecteren. Glashouwer noemt
oorlogen, aardbevingen en honger als tekenen van de naderende wederkomst (Mat.
24:6-7). Poot betrekt de grote verdrukking op de holocaust (Mat. 24:21). Beiden
noemen de evangelieverkondiging aan alle volken (Mat. 24:14). En Poot noemt ook
nog tekenen aan zon en maan, wat hij daar dan ook precies onder moge verstaan
(Mat. 24:29). Op het eerste gezicht lijkt deze verbinding van bijbel en
actualiteit zo gek nog niet, maar als we wat meer inzoomen wordt het een stuk
minder plausibel.
Historisch besef
Glashouwer sluit kritiekloos aan bij een tijdgeest waarin
veel mensen (niet alleen christenen) vinden dat we in barre en boze tijden
leven. Hij beweert dat er in onze tijd een spectaculaire groei van het aantal
oorlogen, aardbevingen en hongersnoden zichtbaar wordt. Hij onderbouwt dat
vervolgens alleen voor de oorlogen. En ik zal de oorlogen van de 20e
eeuw zeker niet bagatelliseren, zeker niet qua aantallen slachtoffers. Maar
daartegenover moet je wel in rekening brengen dat er de laatste twee eeuwen ook
veel meer mensen zijn, zodat je de enorme aantallen slachtoffers wel af moet
zetten tegen het eveneens spectaculair gegroeide aantal mensen. Dat er in de 20e
eeuw meer aardbevingen zijn geweest dan daarvoor is mij niet bekend, evenals
het aantal hongersnoden. Wel weet ik dat procentueel het aantal mensen dat
honger lijdt nog steeds afneemt, dat het aantal besmettelijke ziekten
wereldwijd afneemt, dat de kans dat een kind z’n eerste verjaardag meemaakt
spectaculair gegroeid is in vergelijking met vroeger eeuwen. En dat we, afgezet tegen de voorgaande eeuwen, steeds
gezonder en gelukkiger oud worden. Daarmee beweer ik niet dat we hard op weg
zijn naar wereldvrede. Ik beweer slechts dat onze tijd niet persé donkerder is
dan vroeger eeuwen. Om een voorbeeld te noemen: tijdens de grote pestepidemie
in de Middeleeuwen overleed 1/3 van de bevolking van Europa. Uit de laatste
eeuw is een dergelijke pandemie mij onbekend.
De grote verdrukking
Henk Poot verbindt de grote verdrukking uit Mat. 24:21
zonder meer met de Holocaust. En zonder de afschuwelijke ernst van de Holocaust
te ontkennen, is dat niet waar het in dat vers over gaat. De gebeurtenissen
waar de directe context over spreekt spelen zich niet af in Duitsland en Polen
maar in Judea (Mat. 24:16). En wel op het moment dat er een ‘verwoestende
gruwel’ op de heilige plaats te zien is (Mat. 24:15).
afbeelding van de leegroof van de tempel in de triomfboog van Titus |
De verwoestende gruwel is een uitdrukking uit Daniël 9:27.
In dat hoofdstuk gaat het om de daad van de Seleucische koning Antiochus
Epifanes die in het jaar 168 voor Christus zo dom was om een beeld van Zeus in
de tempel van Jeruzalem neer te zetten. Een gebeurtenis die leidde tot de grote
Makkabeese opstand, als inleiding op een periode van een zelfstandig Joods
staatje. Als Jezus expliciet naar dat beeld verwijst dan duidt dat erop dat
Jezus iets dergelijks verwacht als Jeruzalem en de tempel zullen vallen. En de
noot die de bijbelschrijver in vers 15 zelf toevoegt (lezer, begrijp dit goed)
duidt erop dat de schrijver de lezer extra wil attenderen op het juiste inzicht
in de link die Jezus legt. Deze tekst is in vervulling gegaan toen de Romeinse
soldaten in het jaar 70 de tempel platbrandden en op die plek hun banieren
neerzetten. Toen Jeruzalem viel kwamen er zo’n 100.000 mensen om het leven. De
begeleidende oorlog kostte mogelijk aan 1 miljoen joden het leven. Een
ongekende verschrikking lag op de loer.
De opmerking van Jezus over de ‘verwoestende gruwel’ in vers
15 is een inleiding waarmee hij zijn volgelingen waarschuwt dat ze op dat
moment zullen moeten vluchten. Alle elementen uit vers 16-20 passen in de
situatie van het jaar ’70: de bergen om Jeruzalem die een goede vluchtweg
bieden, en ook de hoop dat het niet in de winter valt, want in de winter is
het ook in Judea flink koud. Maar in het bijzonder de context met allerlei
valse Messiassen en profeten (vers 5 en 25) die in de tijd van en direct Jezus dit soort
opstanden aanwakkerden. Alles in dit hoofdstuk wijst erop dat de rede van Jezus niet over 2000 jaar later gaat, maar over gebeurtenissen die in zijn tijd al een aanvang namen.
(Een volgende keer hoop ik wat meer te zeggen over de tekenen
aan zon en maan in Matt. 24:29 en het verkondigen van het koninkrijk over de
hele wereld in Matt. 24:14.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten