Als ik als mens niet aan de knoppen van mijn leven zit, maar
onderworpen ben aan wat er gebeurt, als mijn korte leven zich afspeelt onder de
zon, beperkt en klein, hoe kan ik dan mijn leven het beste invullen? Met de
woorden van Prediker: “Wat kan een mens het beste doen, dat luttel aantal
levensdagen dat hij doorbrengt onder de zon?” (2:3).
Om daarachter te komen onderneemt Prediker een
gedachtenexperiment. Stel nu dat je alle mogelijkheden van de wereld tot je
beschikking hebt: eindeloze wijsheid, het vermogen om onbeperkt feest te vieren,
maar ook alle mogelijke creatieve vermogens en ook nog eens rijkdom. Kortom:
stel dat je de grootste koning ooit bent. En ook nog eens over het volk van God
in de stad van God. Dan heb je in elk geval ruimschoots de mogelijkheden om uit
te vinden wat een mens het beste kan doen. Want als Jan modaal tot de conclusie
komt dat zijn gezwoeg zinloos is, geloven we dat wel. Maar als een koning het
zegt… Een koning: de persoon die maar net onder God staat…
Het eerste wat Prediker uitprobeert is het leven als
nieuwsjunk. Overal zijn oor te luisteren leggen, op de hoogte zijn van het
laatste nieuws, maar ook genoeg tijd nemen om de achtergronden van wat er
gebeurt te doorgronden en dat alles om de wereld beter te begrijpen. Want kennis is macht, en misschien maakt kennis wel gelukkig. Maar hij ervaart het als een kwelling. Het enige wat hij
mensen ziet doen is rennen en rennen, en dan hebben ze te pakken wat ze willen
en blijkt het lucht te zijn, najagen van wind. “Hoe meer ik wist, hoe
verdrietiger ik werd”, zegt hij. En ik begrijp het wel. De afgelopen weken heb
ik veel gelezen en gehoord over de situatie in het Midden Oosten. Daardoor ben
ik iets meer gaan begrijpen van de achtergronden van de huidige conflicten.
Maar hoe meer ik weet, hoe meer ik zie hoe ongelooflijk complex het is, hoe
meer ik eraan twijfel of er ooit een oplossing gevonden gaat worden. “Wat krom
is maken wij niet recht, en wat er niet is dat is er niet.” En ondertussen
sterven er mensen, iedere dag weer. Ik had het liever niet geweten. Kennis is
geen macht, kennis is verdriet. Zalig de onwetenden (1:13-18).
Dus, zo denkt Prediker, dan maar een andere weg uitproberen:
me vol laten lopen en alles vergeten. Bewust het oppervlakkige plezier
opzoeken, genotsmiddelen gebruiken, en lachen en lachen tot je niet meer
bijkomt. Maar het lukt hem niet. Prediker observeert zichzelf en hoort zichzelf
lachen: een holle, vreugdeloze lach. Het leidt nergens toe. Het is leeg. Wat
andere mensen wel lukt: losgaan en genieten, hij kan zich niet voorstellen dat
hij er ooit echte vreugde in vindt (2:1-3).
Dan stort hij zich maar op zijn werk. En hij is er goed in.
Hij heeft talent en een enorme werkkracht. Hij bouwt paleizen in een parkachtig
landschap dat hijzelf ontwerpt. Heeft geld genoeg om spullen en slaven te
kopen. Niet van het mindere soort, maar slaven in de kracht van hun leven die
zich ook nog eens voortplanten. En hij heeft ook nog eens een neus voor mooie
muziek en mooie vrouwen. Prachtig! Hij heeft in zijn leven maar één regel en
dat is: geen regels, alles wat ik wil doe ik. En dit keer werkt het. Hij geniet intens van
wat hij heeft (2:4-10).
Tot op een avond; na een heerlijke maaltijd zit hij nog met
een glaasje wijn voor een van zijn paleizen en hij komt eindelijk eens tot
stilstand en gaat nadenken. Hij mijmert wat over de wijze en dwaze mensen die
hij heeft leren kennen en ineens gaat hij zich zorgen maken over zijn
opvolging: “stel dat ik alles achter moet laten aan zo’n dwaas?” (2:11-12).
Want zijn eigen wijsheid heeft hem toch wel ergens gebracht
hé. Het heeft zo z’n voordelen om een beetje je verstand te gebruiken. Iemand
die wijs is heeft tenminste ogen in zijn hoofd, maar een dwaas rommelt maar een
beetje door het leven en ziet niks. Verder maakt het eigenlijk niet zo gek veel
uit. Het leven is onberekenbaar en geeft wijzen en dwazen even veel (on)geluk.
En beiden sterven ze en worden ze vergeten. Waarom dan zo je best gedaan om wijs
te zijn? Nou ja, het heeft in élk geval rijkdom opgeleverd (2:13-16).
Ja, dat zal wel. Maar wat heb je daaraan als je niet weet aan wie je het nalaat? Straks is het een dwaas, een leegloper, een verre achterneef die zich op een slimme manier in je bedrijf heeft weten in te kopen. Straks is alles voor niks geweest… Het leven gaat de Prediker tegenstaan. Waarom zo hard werken dat het pijn doet? Waarom je zo inzetten dat je er ’s nachts niet van kunt slapen? Zijn gedachten drijven hem tot wanhoop. Heeft hij zich dan toch zijn hele leven beziggehouden met het najagen van wind? Hij wordt er bijna depressief van (2:17-23).
Maar wat dan? Veel weten maakt me verdrietig, zomaar plezier maken
lukt me niet en hard werken is zinloos. Wat kan ik dan het beste doen, dat
luttel aantal levensdagen die ik doorbreng onder de hemel?
“Het beste wat je kunt doen is eten, drinken en genieten in
al je gezwoeg.” Je erbij neerleggen dat het leven zo is en er het beste van
maken. Een leven waarin je ondanks je moeite en zorgen vederlicht door het
leven gaat. Niet iedereen kan dat. Sommige mensen hebben een opgeruimde geest,
anderen zijn zwaarmoedig aangelegd. “Het vermogen om te genieten is in de hand
van God”, aldus Prediker. Genieten is een geschenk van God. Weten hoe het leven
is en toch ogen die van vreugde stralen (2:24-26).
Het gaat bij dit genieten niet om het gewrongen genieten uit
2:1-3. Daar wordt het leven beschreven waarbij genieten een soort elfde gebod
is: “Gij zult genieten”. Een genieten waarbij mensen zich van vakantie naar
vakantie, van kick naar kick voortslepen. Dat genieten waarbij mensen van hun
huis hun minipaleis maken om hun ongeluk te maskeren. Dat rusteloze genieten.
Nee, het gaat hier om levensvreugde. Dat je ’s ochtends
wakker wordt en zin hebt om te beginnen aan de dag. Dat je ogen open staan om
de zon te zien schijnen. Met vreugde je brood eten, vrolijk wijn drinken,
vrolijke kleren aan, genieten, omdat God je ziet en het je gunt, omdat God
geniet van jouw genieten (Prediker 9:7-9).
Iedereen laat uiteindelijk alles achter waarvoor hij of zij
geleefd heeft. Dat is nu eenmaal een feit. Maar de één kon ervan genieten, en
de ander bleef rusteloos bezig met spullen verzamelen, hij rende achter de wind
aan.
Het verschil tussen die beiden wordt door Prediker getekend
als een verschil in de verhouding tot God. De mens die Hem behaagt krijgt
vreugde (2:26). Veel meer zegt Prediker er niet over. Maar ik moet bij dit
gedeelte constant denken aan Matteus 6:25-34. Daar zegt Jezus dat je zorgen
maken zinloos is, je kunt er nog geen el mee aan je leven toevoegen. Of, zoals
Prediker zegt: wat krom is maak jij niet recht (1:15). Zorgen maken is niet
waarvoor je op de wereld gezet bent. Dat doet God de Vader wel: Hij zorgt. Deze
wereld met alle problemen, maar ook jouw eigen beperkte leven zijn in de eerste
plaats Gods verantwoordelijkheid, niet de jouwe!
Je vertrouwen daarop stellen brengt een bepaalde lichtheid
in je leven. Je weet van de wereldproblemen en kleine zorgen, en ondanks dat
dooft je levensvreugde niet. De wereld is Gods zorg, niet de jouwe.
Dit is niet hetzelfde als onverschilligheid, het wegkijken
van de problemen. Jezus zegt erbij: “zoek eerst het koninkrijk van God en zijn
gerechtigheid”, met andere woorden: zet je leven in dienst van Gods doelen,
leef in deze wereld als kind van God en volg de agenda van God. Met open ogen
en een open hart door de wereld gaan. Dan krijg je die rust. Niet wegkijken,
maar jezelf inzetten, op een ontspannen manier.
Of, in de woorden van Prediker: Wijsheid, kennis én vreugde…
Mooi geschreven!
BeantwoordenVerwijderenWat prachtig! dank je wel
BeantwoordenVerwijderenEn als je nu als christen opgejaagd in de bergen van Irak zit en je halve familie is in de afgelopen weken onthoofd? Ik begrijp prediker wel en ik probeer zo zelf ook in het leven te staan maar volgens mij is er wel een bepaalde veilige basis in je leven nodig om op deze manier te kunnen genieten en waarderen, wat zegt prediker daar over?
BeantwoordenVerwijderen