zondag 17 augustus 2014

Prediker 1:12-2:26 – een leeg leven en genieten als genade

Als ik als mens niet aan de knoppen van mijn leven zit, maar onderworpen ben aan wat er gebeurt, als mijn korte leven zich afspeelt onder de zon, beperkt en klein, hoe kan ik dan mijn leven het beste invullen? Met de woorden van Prediker: “Wat kan een mens het beste doen, dat luttel aantal levensdagen dat hij doorbrengt onder de zon?” (2:3).

Om daarachter te komen onderneemt Prediker een gedachtenexperiment. Stel nu dat je alle mogelijkheden van de wereld tot je beschikking hebt: eindeloze wijsheid, het vermogen om onbeperkt feest te vieren, maar ook alle mogelijke creatieve vermogens en ook nog eens rijkdom. Kortom: stel dat je de grootste koning ooit bent. En ook nog eens over het volk van God in de stad van God. Dan heb je in elk geval ruimschoots de mogelijkheden om uit te vinden wat een mens het beste kan doen. Want als Jan modaal tot de conclusie komt dat zijn gezwoeg zinloos is, geloven we dat wel. Maar als een koning het zegt… Een koning: de persoon die maar net onder God staat…

Het eerste wat Prediker uitprobeert is het leven als nieuwsjunk. Overal zijn oor te luisteren leggen, op de hoogte zijn van het laatste nieuws, maar ook genoeg tijd nemen om de achtergronden van wat er gebeurt te doorgronden en dat alles om de wereld beter te begrijpen. Want kennis is macht, en misschien maakt kennis wel gelukkig. Maar hij ervaart het als een kwelling. Het enige wat hij mensen ziet doen is rennen en rennen, en dan hebben ze te pakken wat ze willen en blijkt het lucht te zijn, najagen van wind. “Hoe meer ik wist, hoe verdrietiger ik werd”, zegt hij. En ik begrijp het wel. De afgelopen weken heb ik veel gelezen en gehoord over de situatie in het Midden Oosten. Daardoor ben ik iets meer gaan begrijpen van de achtergronden van de huidige conflicten. Maar hoe meer ik weet, hoe meer ik zie hoe ongelooflijk complex het is, hoe meer ik eraan twijfel of er ooit een oplossing gevonden gaat worden. “Wat krom is maken wij niet recht, en wat er niet is dat is er niet.” En ondertussen sterven er mensen, iedere dag weer. Ik had het liever niet geweten. Kennis is geen macht, kennis is verdriet. Zalig de onwetenden (1:13-18).

Dus, zo denkt Prediker, dan maar een andere weg uitproberen: me vol laten lopen en alles vergeten. Bewust het oppervlakkige plezier opzoeken, genotsmiddelen gebruiken, en lachen en lachen tot je niet meer bijkomt. Maar het lukt hem niet. Prediker observeert zichzelf en hoort zichzelf lachen: een holle, vreugdeloze lach. Het leidt nergens toe. Het is leeg. Wat andere mensen wel lukt: losgaan en genieten, hij kan zich niet voorstellen dat hij er ooit echte vreugde in vindt (2:1-3).

Dan stort hij zich maar op zijn werk. En hij is er goed in. Hij heeft talent en een enorme werkkracht. Hij bouwt paleizen in een parkachtig landschap dat hijzelf ontwerpt. Heeft geld genoeg om spullen en slaven te kopen. Niet van het mindere soort, maar slaven in de kracht van hun leven die zich ook nog eens voortplanten. En hij heeft ook nog eens een neus voor mooie muziek en mooie vrouwen. Prachtig! Hij heeft in zijn leven maar één regel en dat is: geen regels, alles wat ik wil doe ik. En dit keer werkt het. Hij geniet intens van wat hij heeft (2:4-10).

Tot op een avond; na een heerlijke maaltijd zit hij nog met een glaasje wijn voor een van zijn paleizen en hij komt eindelijk eens tot stilstand en gaat nadenken. Hij mijmert wat over de wijze en dwaze mensen die hij heeft leren kennen en ineens gaat hij zich zorgen maken over zijn opvolging: “stel dat ik alles achter moet laten aan zo’n dwaas?” (2:11-12).

Want zijn eigen wijsheid heeft hem toch wel ergens gebracht hé. Het heeft zo z’n voordelen om een beetje je verstand te gebruiken. Iemand die wijs is heeft tenminste ogen in zijn hoofd, maar een dwaas rommelt maar een beetje door het leven en ziet niks. Verder maakt het eigenlijk niet zo gek veel uit. Het leven is onberekenbaar en geeft wijzen en dwazen even veel (on)geluk. En beiden sterven ze en worden ze vergeten. Waarom dan zo je best gedaan om wijs te zijn? Nou ja, het heeft in élk geval rijkdom opgeleverd (2:13-16).

Ja, dat zal wel. Maar wat heb je daaraan als je niet weet aan wie je het nalaat? Straks is het een dwaas, een leegloper, een verre achterneef die zich op een slimme manier in je bedrijf heeft weten in te kopen. Straks is alles voor niks geweest… Het leven gaat de Prediker tegenstaan. Waarom zo hard werken dat het pijn doet? Waarom je zo inzetten dat je er ’s nachts niet van kunt slapen? Zijn gedachten drijven hem tot wanhoop. Heeft hij zich dan toch zijn hele leven beziggehouden met het najagen van wind? Hij wordt er bijna depressief van (2:17-23).

Maar wat dan? Veel weten maakt me verdrietig, zomaar plezier maken lukt me niet en hard werken is zinloos. Wat kan ik dan het beste doen, dat luttel aantal levensdagen die ik doorbreng onder de hemel?

“Het beste wat je kunt doen is eten, drinken en genieten in al je gezwoeg.” Je erbij neerleggen dat het leven zo is en er het beste van maken. Een leven waarin je ondanks je moeite en zorgen vederlicht door het leven gaat. Niet iedereen kan dat. Sommige mensen hebben een opgeruimde geest, anderen zijn zwaarmoedig aangelegd. “Het vermogen om te genieten is in de hand van God”, aldus Prediker. Genieten is een geschenk van God. Weten hoe het leven is en toch ogen die van vreugde stralen (2:24-26).

Het gaat bij dit genieten niet om het gewrongen genieten uit 2:1-3. Daar wordt het leven beschreven waarbij genieten een soort elfde gebod is: “Gij zult genieten”. Een genieten waarbij mensen zich van vakantie naar vakantie, van kick naar kick voortslepen. Dat genieten waarbij mensen van hun huis hun minipaleis maken om hun ongeluk te maskeren. Dat rusteloze genieten.

Nee, het gaat hier om levensvreugde. Dat je ’s ochtends wakker wordt en zin hebt om te beginnen aan de dag. Dat je ogen open staan om de zon te zien schijnen. Met vreugde je brood eten, vrolijk wijn drinken, vrolijke kleren aan, genieten, omdat God je ziet en het je gunt, omdat God geniet van jouw genieten (Prediker 9:7-9).

Iedereen laat uiteindelijk alles achter waarvoor hij of zij geleefd heeft. Dat is nu eenmaal een feit. Maar de één kon ervan genieten, en de ander bleef rusteloos bezig met spullen verzamelen, hij rende achter de wind aan.

Het verschil tussen die beiden wordt door Prediker getekend als een verschil in de verhouding tot God. De mens die Hem behaagt krijgt vreugde (2:26). Veel meer zegt Prediker er niet over. Maar ik moet bij dit gedeelte constant denken aan Matteus 6:25-34. Daar zegt Jezus dat je zorgen maken zinloos is, je kunt er nog geen el mee aan je leven toevoegen. Of, zoals Prediker zegt: wat krom is maak jij niet recht (1:15). Zorgen maken is niet waarvoor je op de wereld gezet bent. Dat doet God de Vader wel: Hij zorgt. Deze wereld met alle problemen, maar ook jouw eigen beperkte leven zijn in de eerste plaats Gods verantwoordelijkheid, niet de jouwe!

Je vertrouwen daarop stellen brengt een bepaalde lichtheid in je leven. Je weet van de wereldproblemen en kleine zorgen, en ondanks dat dooft je levensvreugde niet. De wereld is Gods zorg, niet de jouwe.
Dit is niet hetzelfde als onverschilligheid, het wegkijken van de problemen. Jezus zegt erbij: “zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid”, met andere woorden: zet je leven in dienst van Gods doelen, leef in deze wereld als kind van God en volg de agenda van God. Met open ogen en een open hart door de wereld gaan. Dan krijg je die rust. Niet wegkijken, maar jezelf inzetten, op een ontspannen manier.

Of, in de woorden van Prediker: Wijsheid, kennis én vreugde…

3 opmerkingen:

  1. En als je nu als christen opgejaagd in de bergen van Irak zit en je halve familie is in de afgelopen weken onthoofd? Ik begrijp prediker wel en ik probeer zo zelf ook in het leven te staan maar volgens mij is er wel een bepaalde veilige basis in je leven nodig om op deze manier te kunnen genieten en waarderen, wat zegt prediker daar over?

    BeantwoordenVerwijderen