De generatie van mijn ouders en mijn generatie zijn
misschien wel de eerste generaties in de geschiedenis die zoveel welvaart hebben
gekend. En daarmee is de kans voor het eerst in de geschiedenis heel groot dat
je in de pakweg eerste 30 jaar van je leven nauwelijks tegenslag kent. Dat zal
niet voor iedereen gelden, maar als ik naar mezelf en velen in mijn omgeving
kijk, klopt het wel aardig. Mijn wieg stond in een welvarend land, ik ben
probleemloos door school en studie heengerold, heb snel een plek kunnen vinden
om te werken en ik heb een mooi gezinnetje. Hoe anders was dat in tijden dat de
kindersterfte nog heel hoog was of er een grote wereldoorlog woedde. Ik zie het
als een grote zegen. Tegelijk heeft het ook een zeker risico in zich. Want, als
je alleen maar voorspoed hebt gekend, hoe ga je dan reageren als er groot verdriet
in je leven komt? Kun je het handelen? En wat zal het met je geloof doen?
Prediker is realistisch. In een wereldberoemd gedicht tekent
hij het leven zoals het is (Prediker 3:1-8). Hij rangschikt de woorden zo dat er een prachtig mozaïek van het
leven ontstaat. In scherpe tegenstellingen wordt de volheid maar ook de dubbelheid
van het leven neergezet. En de boodschap is: dit ga je allemaal in meer of
mindere mate meemaken in het leven, maar wanneer en hoe? Dat weet je niet. Het
leven is een avontuur waarin willekeur regeert en waar je als mens geen
controle over hebt. Of zoals Prediker zegt: “Welk voordeel heeft de mens van al
zijn zwoegen?” (vers 9). Je kunt zwoegen wat je wilt, maar je organiseert je
eigen geluk of ongeluk niet.
Als mens
heb je wel inzicht in de tijd (vers 11). Daarin ben je meer dan de dieren. Voor
een dier is het altijd nu. Als mens ben je je bewust van verleden en toekomst.
Als mens kun je nadenken en plannen maken. Dat wel, maar verder heb je er
weinig controle over. Als ik terugkijk in mijn leven heb ik heel veel keuzes bewust
gemaakt, de keuze om te trouwen, een opleiding te volgen, om predikant te worden. Maar achteraf heb ik bij al die keuzes moeten constateren: ik had
geen idee hoe het in werkelijkheid zou zijn. Hoe bewust ik ook leef, in zekere
zin overkomt het leven me gewoon.
De
verklaring van Prediker daarvoor is eenvoudig: God legt het mozaïek van het
leven: “Hij heeft alles wat er is een goede plek in de tijd gegeven (vers 11).
En God doet dat voor altijd. Daar kun je als mens niks aan toevoegen of van af
doen” (vers 14). Als mens hebben we daar wel enig inzicht in, maar we missen
het overzicht: “De mens kan het werk van God niet van begin tot eind
doorgronden” (vers 11). Gods werk proberen te doorgronden levert in het
gunstigste geval hoofdpijn op en in het ernstigste geval veel verdriet en
frustratie: “het is een kwelling, die de mens door God wordt opgelegd” (vers
10).
Daarom kun
je maar beter niet teveel piekeren en genieten van het leven. Genieten betekent
vooral: in het nu leven. Als je helemaal opgaat in een goed gesprek, een
heerlijke maaltijd, een prachtige wandeling, het lezen van een boek, of je
dagelijks werk en je vergeet letterlijk de tijd, dan zeg je aan het eind van de
dag: ik heb genoten. Niks is zo funest als op een goede dag denken aan de kwade
dagen die gaan komen.
Bezie het werk van God: wie maakt recht wat hij krom heeft gemaakt? Geniet dus op de goede dagen van het goede, maar zie op de slechte dagen in dat God naast de goede ook de slechte dagen heeft gemaakt. Geen mens kan in de toekomst zien. (Prediker 7:13 en 14).
Wij
veranderen Gods werk niet, zegt Prediker hier. En we kunnen bovendien niet in
de toekomst zien. Geniet daarom op je goede dagen van het goede en leef niet
altijd met je neus in de toekomst.
In de Bijbel
wordt op meerdere plekken het lot van de rijke dwaas getekend. Een mens die
altijd maar met zijn neus in de toekomst leeft en bezig is met meer en groter.
In Prediker vinden we de volgende beschrijving van zo’n man:
Het is, dat heb ik ingezien, een trieste zaak onder de zon, en voor de mens een zware last: God geeft iemand rijkdom, bezittingen en aanzien; er ontbreekt hem in zijn leven niets van wat hij zich gewenst heeft, maar God staat niet toe dat hij ervan geniet. Dat laat hij een vreemde doen. Leegte is het, een ellendige en trieste zaak. Zo iemand zou wel honderd kinderen kunnen krijgen en wel jaren kunnen leven, vele jaren lang, maar als zijn dorst naar rijkdom nooit gelest wordt en hem nog niet eens een graf rest, dan – zeg ik – is een doodgeboren kind nog beter af (Prediker 6:1-3)
Hier
wordt in treffende bewoordingen de homo
economicus getekend: Een persoon die allen gericht is op geld, rijkdom en
winstmaximalisatie. Een wandelende rekenmachine die geen andere emotie kent dan
begeerte. Het oordeel van Prediker is hard: een doodgeboren kind is beter af.
Als je zo geleefd hebt, had je er beter niet kunnen zijn. Je bent er geweest,
maar hebt niet geleefd.
Jezus geeft
in Lucas 12 zijn eigen versie van dit verhaal. Een man die zijn hele leven
hard gewerkt heeft, en zoveel verdiend heeft dat hij nu eindelijk kan gaan
genieten. Het enige wat hij nog hoeft te doen is nieuwe schuren bouwen om zijn
grote oogst in op te slaan. Maar die nacht sterft hij en heeft niks aan zijn
schatten. “Zo”, zegt Jezus: “vergaat het iemand die schatten verzamelt voor
zichzelf, maar niet rijk is bij God.”
Dit rijk
zijn bij God komt in Prediker 3 in een andere vorm naar voren. In vers 14
spreekt Prediker over ontzag voor God,
dat wat we vroeger de vreze des Heren
noemden. Het grote verschil tussen God en mens: God die alles een goede plek in
de tijd geeft en de mens die dat allemaal niet kan bevatten, kan leiden tot
hoofdpijn en frustratie, maar ook tot ontzag, eerbied en zelfs lofprijzing. En
dat laatste is de bedoeling: “God doet het zo opdat wij ontzag voor Hem hebben”.
Juist als je rijk bent in God en leeft in ontzag voor Hem die alles bestuurt en
leidt, kun je leven bij de dag en genieten van het goede dat Hij je toebedeelt
(5:18).
Maar het
moeilijke is dat volgens Prediker ook het slechte uit de hand van God komt. Ook
al die slechte helften uit de tegenstellingen van Prediker heeft God een plek
gegeven in de tijd. En hij zegt in 7:14 “zie op de slechte dagen in dat God
naast de goede ook de slechte dagen gemaakt heeft”. Dat hele prachtige mozaïek
van het leven, is dat niet een gruwelijk spel dat God met ons speelt? Een vraag
die des te harder gaat branden als we kijken naar onze wereld waarin vooral de
slechte dagen toch wel heel prominent aanwezig lijken te zijn.
Geen mens
kan hier het laatste bevredigende antwoord op geven. Toch zien we dat mensen
hier op heel verschillende manieren op reageren. Sommige mensen die de slechte
kant van het leven meemaken roepen tot God om hulp. In de psalmen komen we het
vaak mensen tegen die schreeuwen: “Waarom, God?” of: “Hoe lang nog HEER?” Hier
proef ik een houding in van: “Heer, ik geloof dat u goed bent, maar ik snap
helemaal niks meer van U!” God niet meer begrijpen, maar toch blijven geloven
dat God goed is.
Een heel
andere houding vinden we bij mensen die niet meer in God geloven, maar Hem toch
ter verantwoording roepen. Er gebeurt een ramp en een seculiere krant kopt: "Waar was God?" Of in een talkshow wordt onderkoeld besproken wat God allemaal
beter zou kunnen doen. Er wordt gepraat over God alsof Hij er niet bij is. In het
echte leven noemen we dat roddel. Mensen oordelen over de Eeuwige terwijl ze
geloven dat Hij er niet bij is. Ik merk dan vaak dat mijn haren recht overeind
gaan staan en heb dan sterk de neiging om God te gaan verdedigen. Maar die
neiging kun je beter leren bedwingen. Als het waar is wat Prediker zegt: “de
mens kan het werk van God niet van begin tot eind doorgronden”, dan kan en
hoeft een mens God niet te gaan verdedigen. Prediker roept ons op om voor het
geheim te blijven staan en ondertussen ontzag voor God te hebben.
Moet je
dan maar helemaal zonder antwoord blijven leven? Voor mij wordt het antwoord op
deze levensvraag belichaamd door Jezus Christus, Zoon van God. Hij leefde in
deze wereld en maakte het leven in al zijn dubbelheid mee. Hij is geboren, kende
verdriet en geluk, had lief en werd gehaat, en werd uiteindelijk vertrapt door
mensen. Hij heeft het menselijk leven in al haar diversiteit doorleefd en is er
uiteindelijk aan ten onder gegaan. In Christus heeft God zelf aan het leven
geleden en heeft op die manier de wereld gered. Als de wereld enkel een gruwelijk spel van God zou zijn, dan is niet
te verklaren dat God zelf zijn eigen Zoon zou geven om de wereld te redden. Daar is die ingreep veel te ernstig voor.
Niet dat
ik het begrijp, maar ik blijf geloven in een goede God. En ik hoop dat dat
geloof het houdt als ik de moeilijke kanten van het leven zelf ga meemaken.
Het echte
leven begint met ontzag voor God, die mijn tijden in Zijn hand houdt. Dat kan
helpen om het moeilijke van het leven te aanvaarden. Én dat kan helpen om het
goede van het leven als geschenk te aanvaarden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten